NIG H 10 deel 2

Lesplan
1. Kennismaken.
2. Waarom leer je Nederlands?
3. Klasafspraken/Whatsappgroep.
4. Hoofdstuk 10.



1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Lesplan
1. Kennismaken.
2. Waarom leer je Nederlands?
3. Klasafspraken/Whatsappgroep.
4. Hoofdstuk 10.



Slide 1 - Diapositive

Kennismaken

Slide 2 - Diapositive

Kennismaken:

Wie is wie?


Vertel kort wie je bent.

Werk je? Waar werk je? 

Slide 3 - Diapositive

Class agreements
1. You are present at every lesson. If you cannot participate in the lesson, please let your teacher know via email. 
If you miss a lesson, you need to catch up on the teaching materials yourself. 
2. You participate actively in the lessons.  The pace of the lessons is intesive, as we cover one chapter per lesson. 
3. For a more productive lesson, we ask you to sit in a quite room alone, where you can fully concentrate on your studies. 
4. Every lesson, you will receive homework. Use your time wisely and divide your homework into smaller parts to ensure you can complete everything. 
5. The lessons begin at 19.00, but you are welcome to arrive from 18.45 to chat with your classmates... in Dutch, of course :) 
6.  During the last two lessons of the course, you will take a final test. It consists of a speaking test en a written test. The final test will be taken via TestVision. If you partially fail a test or miss it entirely, you can do a resit. You may request a resit one time via email. There is no charge for the resit. 
7. If you have any queistions about the lessons, the final test or homework, you can send an email to your teacher.
8.  We are going to create a Whatsapp groep, so we can contact you as soon as possible in emergency situations (for example, if Zoom does not work). Would you like to join this groep? 

Slide 4 - Diapositive

29 april is er geen les. 
(no lesson on the 29th of April)


17 juni is de laatste les
(the 17th of June is the last lesson) 

Slide 5 - Diapositive

Waarom leer je Nederlands?
A
werken
B
nieuwe vrienden maken
C
studeren
D
ik wil hier blijven wonen

Slide 6 - Quiz

Na deze les: 

1. ...kun je zeggen dat je iemand niet verstaat. 
2. ... kun je zeggen dat je iets/iemand niet begrijpt. 
3. ... kun je vragen hoe je iets zegt in het Nederlands. 
4. ...kun je onderdelen van de fiets benoemen.  





Slide 7 - Diapositive

Werk in het boek:

Hoofdstuk 10
10.1
bladzijde 
143

Slide 8 - Diapositive

Zeggen dat je iemand niet verstaat: 
- Sorry, ik versta u niet. Kunt u het nog een keer zeggen? 
- Kunt u het even herhalen? 
- Wat zegt u? 
Zeggen dat je iemand/iets niet begrijpt:
- Sorry, ik begrijp het niet. Wat bedoelt u met ....? 
Vragen hoe je iets zegt in het Nederlands: 
- .........., zeg je dat zo in het Nederlands? 
- Hoe heet dat/zo'n ding? 

Slide 9 - Diapositive

bedoelen (has to do with intention):
1. Wat bedoelen jullie precies met die zin?
2. Ik denk dat hij iets anders bedoelt.
3. Bedoelen ze dat we morgen al beginnen met de training?
4. Ze gebruiken vaak moeilijke woorden, maar ik begrijp niet wat ze echt bedoelen.
5. Kun je uitleggen wat je met dat voorbeeld bedoelt?
  


betekenen (has to do with meaning):
1. Wat betekent dit woord? 
2. Wat betekent het als iemand lacht? 
3. Dit bord betekent "STOP".
4. Voor haar betekent deze reis veel. 
5. Dit boek betekent veel voor mij. 

Slide 10 - Diapositive

Problemen met de fiets
1. De fietsketting is eraf gelopen. 
2. De bagagedrager is afgebroken. 
3. Er zit een slag in het wiel.
4. Het stuur/zadel staat scheef.
5. De spaken zitten los of zijn gebogen. 
6. De band is lek. 
7. Het licht doet het niet. 

Slide 11 - Diapositive

SoFTKeTCHuP
fietsen
ik fiets + te(n) = hij fietste. 

mankeren 
ik mankeer + de(n) = zij mankeerden. 

Slide 12 - Diapositive

Imperfectum
1) Dingen op hetzelfde moment: Toen ik naar huis fietste, regende het. 
2) Beschrijving: De cake was niet lekker.
3) Regelmatig: Vorig jaar fietste opa nog. 
4) Op een specifiek moment: Harry belde om 11 uur. 
5) Er zijn geen resultaten meer: Het regende vannacht. 

Perfectum 
1) Feit : Ik heb een cake gebakken
2) 1 keer : Vorig jaar heeft opa nog gefietst
3) Het moment is niet belangrijk: Harry heeft gebeld
4) Er zijn resultaten/ Het is tot nu: Het heeft vannacht geregend


                             
Zichtbaar Nederlands 

Slide 13 - Diapositive

Elfje 
Een elfje is een kort gedicht dat bestaat uit elf woorden, verdeeld over vijf regels. De structuur is als volgt:

1. Regel 1: 1 woord (bijvoorbeeld een onderwerp of thema)
2. Regel 2: 2 woorden (bijvoorbeeld een adjectief dat het onderwerp beschrijft)
3. Regel 3: 3 woorden (een actie of werkwoord gerelateerd aan het onderwerp)
4. Regel 4: 4 woorden (een zin die uitleg geeft)
5. Regel 5: 1 woord (een synoniem of een afsluitend woord dat terugkomt op het onderwerp)
Een voorbeeld van een elfje over een boom zou kunnen zijn:
"Een boom"
Groen en groot
Schaduw in de zomer
De vogels fluiten
Een vriend van de aarde  



Slide 14 - Diapositive

Huiswerk
Huiswerk voor dinsdag  15 april:
boek: 
opdracht 12, blz. 152
10.8 Tekst en opdracht 13
10.9 - opdracht 14
In de praktijk blz. 154
online boek
10.2  
10.4 (opdracht: Vervolg)
10.5 (opdracht 1-4)
10.6 (opdracht: Werkwoorden)
10.9


Slide 15 - Diapositive

Goed gedaan!

Slide 16 - Diapositive