Hoofdstuk 3: Elektriciteit Oefentoets

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wat voor soort schakeling is dit?

1. serie
2. parallel
3. serie en parallel
4. geen van beide

Hoe schakel je een voltmeter?

1. serie
2. parallel

Hoe schakel je een ampèremeter?

1. Serie
2. parallel

Wanneer is de Stroomsterkte constant?
Bij Serie of Parallel?

1. Een serieschakeling
2. Een parallelschakeling

Hoe zijn de lampjes op een auto aangesloten?

1. Met een schroevendraaier
2. Parallel
3. Serie
4. Goed

Welke grootheid is er constant bij een serie schakeling?

1. Stroomsterkte
2. Spanning
3. Weerstand
4. Vermogen

In huis zijn alle elektrische apparaten in serie geschakeld.

1. WAAR
2. NIET WAAR

Bij een parallel schakeling van 10 lampjes gaat er eentje stuk.
Wat gebeurt er?

1. De oneven lampen gaan uit
2. De overige lampen blijven branden
3. De even lampen gaan uit
4. Alle lampen gaan uit

Twee weerstanden staan in serie geschakeld.
R1 = 50 Ω, R2 = 100 Ω. Bereken Rv.

1. 150 Ω
2. 25.000 Ω
3. 350 Ω
4. 2,5 OΩ

Hoeveel spanning leveren een batterij van 2,0 Volt en 4,0 Volt bij elkaar op als ze in serie staan?

1. -2,0 Volt
2. 6,0 Volt
3. 3,0 Volt
4. Niks, ze exploderen

In onderstaande figuur is een grafiek getekend.
De grafiek geeft het verband weer tussen de spanning
over en de stroomsterkte door een weerstand.
Bepaal met behulp van de grafiek de grootte van de
weerstanden kies het juiste antwoord.

1. 2 Ω
2. 0,3 Ω
3. 8 Ω
4. 3 Ω

Welke waarde heeft R3 in de onderstaande schakeling?

1. 2 Ω
2. 4 Ω
3. 12 Ω
4. 36 Ω

Het lampje in de onderstaande figuur brandt op een elektrische spanning van:

1. 3,3 V
2. 5,0 V
3. 10 V
4. 15 V

Op een spanningsbron van 6 V zijn 10 dezelfde lampjes in serie aangesloten. In de kring loopt een stroom van 60 mA.
Bereken de weerstand van één lampje.