Hoe overleef ik mijn vakantie in Spanje? Clase 2
1 / 35
La durée de la leçon est: 2.5 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Vervoeg het regelmatige werwoord.
El hombre ______(beber) mucho.
El hombre ______(beber) mucho.
Slide 10 - Question ouverte
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Nosotros_____(cantar) una canción.
Nosotros_____(cantar) una canción.
Slide 11 - Question ouverte
Vervoeg het regelmatige werkwoord:
La chica______(bailar) mucho.
La chica______(bailar) mucho.
Slide 12 - Question ouverte
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Elena y María ______ (hablar) en español.
Elena y María ______ (hablar) en español.
Slide 13 - Question ouverte
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Ellos____(vivir) en España
Ellos____(vivir) en España
Slide 14 - Question ouverte
Vervoeg het regelmatige werkwoord. Yo____ (escribir) mis mensajes en Whatsapp.
Slide 15 - Question ouverte
Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Vosotros _____ (comer) un bocadillo con queso.
Vosotros _____ (comer) un bocadillo con queso.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
El verano: welke woorden heb je gehoord?
Slide 21 - Carte mentale
La playa =
A
Het strand
B
De plaag
C
De bal
D
De zomer
Slide 22 - Quiz
La sombrilla=
A
De zee
B
De zon
C
De parasol
D
De som
Slide 23 - Quiz
Las gafas de sol=
A
Het zomerjurkje
B
De skibril
C
De zandbak
D
De zonnebril
Slide 24 - Quiz
El bikini=
A
De bikini
B
De cocktail
C
De vakantie
D
De handdoek
Slide 25 - Quiz
La toalla=
A
De taart
B
De handdoek
C
De rekening
D
Het strand
Slide 26 - Quiz
La crema del sol=
A
Het drankje
B
Het ijsje
C
De zonnebril
D
Zonnebrandcrème
Slide 27 - Quiz
Las chancletas=
A
De slippers
B
De castagnetten
C
De zwembroek
D
De hoed
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Lien
Wat weet je nu over de stad Sevilla?
