Je kent de verwijswoorden deze, die, dit en dat al.
Andere verwijswoorden zijn bijvoorbeeld: het, hij, hem, zij, ze en haar.
Sterre verft het huis. Sterre verft het huis wit. Ik zie Sterre op de ladder staan.
Beter: Sterre verft het huis. Zij verft het wit. Ik zie haar op de ladder staan.