4.2 De stedelijke burgerij

Hoofdstuk 4 Steden en Staten
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4 Steden en Staten

Slide 1 - Diapositive

4. 2 De stedelijke burgerij
Kenmerkend aspect:

Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

evaluatie
Welke verschillen zie je?
Welke ontwikkeling zie je?
Wat is je conclusie?

Slide 5 - Diapositive

Vraag: 
kijk naar de bevolkingspiramide. Welk nieuw element zie in vergelijking met de Middeleeuwen?

antwoord: de burgers!

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Burgerrecht kun je kopen
eis: jaar en 1 dag in stad wonen
Geestelijken  waren ook beschermd door het stadsrecht
Burgerschap werd verkregen via koop en in bepaalde gevallen door schenking: iemand werd dan met het burgerschap vereerd. Het burgerrecht was vererfbaar. Buiten de stad gaan wonen maakte een eind aan het recht.
De burger genoot de bescherming van de stad en had het recht zijn beroep als zelfstandige uit te oefenen en lid te worden van een gilde. Hij kon functies bekleden in het bestuur van de stad en werd naar het recht van de stad berecht, ook bij strafbare feiten elders begaan. En hij had recht op steun.

Slide 8 - Diapositive

De machtigste burgers hadden burgerrecht en waren vaak kooplieden

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Burgerweeshuis
Ziekenhuis
'voorzieningen' in de stad.
Burgerweeshuis: ter opvang van ouderloze kinderen (wezen), 
Rode weeshuis (Oude Ebbinge-/Oude Boteringestraat: https://nl.wikipedia.org/wiki/Rode_Weeshuis

Slide 11 - Diapositive

schutterij
'voorzieningen' in de stad.  
De schutterij zorgde voor de veiligheid van de stad. 

Slide 12 - Diapositive

Stedelijke rechtbank

Slide 13 - Diapositive

Schout & Schepenen
Baljuw 
Schepenen: leden van het stadsbestuur en de rechtbank
Schout: handhaver openbare orde. Baas van de Schepen en vertegenwoordiger van de heer.


Baljuw: zat namens de heer de stadsrechtbank voor.

Slide 14 - Diapositive

Beroepsgroepen worden gilden.

(Overigens, je kon hier pas lid van worden als je het burgerrecht bezat.)

Slide 15 - Diapositive

Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een schoenmaker. Een hersteller van schoenen, tassen en andere dingen van leer. Ook nu nog is er één in het centrum van Almelo. 

Slide 16 - Diapositive

Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een kruier. 
Iemand die helpt met dragen, vertillen, verhuizen, of sjouwen.

Slide 17 - Diapositive

Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een kaasdrager.
Kazen uit Gouda zijn erg beroemd. 
De kazen werden gedragen, een erebaantje!

Slide 18 - Diapositive

Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een leerlooier
Iemand met dit vak kon stugge dierenhuiden bewerken tot leer, en et in elke vorm krijgen. Een paardenzadel, of een tas. 

Slide 19 - Diapositive

Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een timmerman
Iemand met dit vak kon huizen helpen bouwen (die van hout waren) of meubels maken.

Slide 20 - Diapositive

Dit ambacht heet...
Dit ambacht heet een houtrasper
Iemand met dit vak kon hout raspen. Van een kromme boomstam raspte men er een mooie ronde balk van. Een mooie spriet of een mooie mast voor een schip!

Slide 21 - Diapositive

Ik ben de meester
Ik ben goed in dit ambacht. Om dit vak te leren ga je bij mij 'in de leer'. Dan leer ik je dit vak. 

Je gaat niet naar school maar je werkt. Regelmatig moet je een proef maken, tot je examen doet. Ben je geslaagd dan ben je net zo goed als ik in dit ambacht. 

Schilders, dokters, bakkers en slagers hadden allemaal gildes. 
Ik ben de leerling
Ik let goed op en doe goed mijn best. Ik ga toch niet naar school. 

Als ik het goed doe, ben ik over 10 jaar misschien wel geslaagd! 
Hoezee!

Slide 22 - Diapositive


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 23 - Diapositive

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar.
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen en wisten het land effectiever te bewerken

Slide 26 - Quiz

Welke gebieden waren het sterkst verstedelijkt?
A
Duitsland, Frankrijk en Vlaanderen
B
Duitsland en Luxemburg
C
Ze waren allemaal het zelfde
D
Vlaanderen, Holland en Noord-Italië

Slide 27 - Quiz

Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer

Slide 28 - Quiz

Waarom zou een heer stadsrechten aan een stad verlenen?
A
Het gaf de heer aanzien als hij een grote stad in zijn gebied had
B
Hij wilde graag dat de mensen in zijn gebied een beter leven kregen.
C
Hij kreeg in ruil daarvoor belastingen en militaire steun

Slide 29 - Quiz

Burgers in de steden hadden zelf het bestuur en wetgeving van de stad in handen
A
waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Hoe kwam het dat de opkomst van steden uiteindelijk de positie van de adel verzwakte?
A
Het feodale stelsel was gebaseerd op trouw en loyaliteit, door de geldeconomie werkte dit niet meer
B
De steden werden rijker en konden zo steeds meer vrijheden kopen, zo had de heer geen invloed meer
C
Steden werden rijk en konden zichzelf verdedigen, en hadden de bescherming van de heer niet nodig
D
zowel a, b als c

Slide 31 - Quiz

Waarom wilde de heer invloed blijven uitoefenen op het bestuur van de stad?
Welke zin hoort er NIET bij?
A
Een stad met stadsmuren en een eigen leger had veel macht.
B
Hij wilde belasting kunnen blijven innen.
C
Hij wilde zijn invloed op de steden vergroten.
D
Hij wild zijn eigen vertrouwelingen benoemen.

Slide 32 - Quiz

Hij is de baas van de schepenen
A
Schout
B
Burgemeester
C
Rechter
D
Jury

Slide 33 - Quiz

De schout is de plaatsvervanger van de ... in de stad
A
Burgemeester
B
Heer
C
Rechter
D
Politie

Slide 34 - Quiz

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Een zilversmid is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 40 - Quiz

Kenmerkend aspect:
Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden

Slide 41 - Diapositive

kenmerken aspect
Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden.

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Slide 44 - Vidéo