2hv - Les 3 P4 - 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

2hv

Les 3  P4

Deutsch!

Gutentag

Studienführer

Voorbereiding voor les 3:
maken: Schritt 40

Verwerkingsopdrachten na L3: maken:  D-Prüfung

Unterrichtsziele

 - 1e, 4e naamval

begrijpen (met schema)

 +4 voorzetsels vertalen

Wiederholung

-modale werkwoorden

Schritt 35-40 - 22. Mai

Schritt 35 Lesen: je kunt meelezen met een luisterfragment

Schritt 36: Gespräche führen: je kunt een gesprekje aan de balie voeren

Schritt 37: Schreiben : je kunt een informeel e-mailtje schrijven over een concert.

Schritt 38: Gespräche führen: je kunt een gesprekje over activiteiten voeren

Schluss machen

1. het uitmaken
2. dichtdoen
3. voltooien
4. verhuizen

hassen

1. hebben
2. hazen
3. haten
4. bedriegen

vaak

1. vack
2. oft
3. waack
4. häufig

de relatie

1. die Relation
2. die Beziehung
3. die Relatie
4. die Zusammenschaft

Modalverben auf Deutsch:

Wat betekent het modale ww in deze zin: Ich mag diesen Busfahrer.

1. mag
2. aardig vinden
3. moet
4. willen

Wat betekent het modale ww:
Wer weiß die richtige Antwort?

1. wil
2. moet
3. kan
4. weet

Wat betekent het modale ww in deze zin: Du darfst hier nicht rauchen!

1. moet
2. kunt
3. mag
4. zult

Du ... nicht töten!

1. sollst
2. musst

Die Coach ist schmutzig. Der Hund .... darauf gelegen haben.

1. soll
2. muss

Jij mag hier nicht komen.
Du ... hier nicht kommen.

1. magst
2. mögst
3. dürfst
4. darfst

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Darf ich nach Hause? Nein, ......... .............
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig

Können wir helfen? Nein, hiermit ................. .............
nicht helfen. Danke.

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.

Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.

Ich ................ sehr gut schwimmen

Ich ............. Eis

darf

muss

kann

mag

daar issie weer

       Vertaal de voorzetsels

door

voor

tegen

zonder 

om

tot

durch 

  für

gegen

ohne

um

bis

De 4e naamval

lijdend voorwerp

+4 voorzetsel

tijdsbepaling zonder voozetsel

keuzvoorzetsel

Wij gebruiken bij Duits een schema!

Hat Vera dich nicht begrüßt?
Ja doch, ....... hat ........ begrüßt

Kennt ihr (unseren Nachbar)?
Nein, .............. kennen ......... nicht

Kennst du (diesen komischen Mann)..........?

Vertaal de zinnen naar het Nederlands.