Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Jodendom
Hoofdstuk 3 - Paragraaf 2
Slide 1 - Diapositive
9. Hoe wordt in de Tora uitgelegd dat het jodendom ontstaan is uit een polytheïstisch geloof?
Slide 2 - Question ouverte
10. De joodse god wordt vaak niet met zijn naam (JHWH) aangesproken. Waarom zou dit zijn?
Slide 3 - Question ouverte
11. Joden spreken God aan met de titel ‘Adonai’. Wat zou dit betekenen?
Slide 4 - Question ouverte
12. Hoe ontstaat een godsbeeld? Leg dit uit met een voorbeeld!
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Geloven in het bestaan van meerdere goden.
A
Monotheïsme
B
Polytheïsme
C
Agnosticisme
D
Atheïsme
Slide 7 - Quiz
Niet geloven in het bestaan van god(en).
A
Polytheïsme
B
Atheïsme
C
Agnosticisme
D
Monotheïsme
Slide 8 - Quiz
Twijfelen aan het bestaan van god(en).
A
Atheïsme
B
Monotheïsme
C
Polytheïsme
D
Agnosticisme
Slide 9 - Quiz
Geloven in het bestaan van één god(in).
A
Agnosticisme
B
Polytheïsme
C
Monotheïsme
D
Atheïsme
Slide 10 - Quiz
Theos = 'god'
Mono = 'een' of 'enkele' (denk aan monorail of monocle)
Poly = 'meerdere' (denk aan polyamorie)
A = 'niet' of 'geen' (denk aan asociaal of asymmetrisch)
Gnosis = 'kennis' of 'wetenschap'
Theos = 'god'
Mono = 'een' of 'enkele' (denk aan monorail of monocle)
Poly = 'meerdere' (denk aan polygamie)
A = 'niet' of 'geen' (denk aan asociaal of asymmetrisch)
Gnosis = 'kennis' of 'wetenschap' (+'a' = 'geen kennis hebben van')
Slide 11 - Diapositive
14. Hoe is het joodse volk (en uiteindelijk het land) aan de naam Israëlieten (Israël) gekomen?
Slide 12 - Question ouverte
Jodendom
Hoofdstuk 4 - Paragraaf 1
Slide 13 - Diapositive
1. Hoe leven mensen als ‘(half)nomade’?
Slide 14 - Question ouverte
2. Wat was het godsbeeld van de eerste joden (Hebreeën) die als halfnomaden leefden? Waarom hadden zij juist dit beeld van god?
Slide 15 - Question ouverte
Het Tabernakel: de voorganger van de Tempel in Jeruzalem.
Gebruikt om de Heilige Ark (met de 10 Geboden) in op te bergen en om diensten en rituelen uit te voeren. Centraal punt in nomadisch tentenkamp van joodse volk: makkelijk mee te nemen en op te zetten. Tentenkamp werd hier omheen gezet.
Slide 16 - Diapositive
3. Waarin verschilde Egypte met het rondtrekkende joodse volk?
Slide 17 - Question ouverte
4. Wat betekent het verschil in vraag 3 voor het godsbeeld van de Egyptenaren? Hoe zagen zij hun god(en)?
Slide 18 - Question ouverte
5. Leg de volgende zin goed uit: ‘Een godsbeeld kan veranderen wanneer de context van gelovigen verandert.’
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Diapositive
6. Waarom is de god van het joodse volk anders dan andere goden?
Slide 21 - Question ouverte
- Lees en markeer H4 §2+3
- Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
7. Beschrijf de verandering in het Verbond: hoe verandert de relatie van JHWH met het joodse volk?
8. Leg uit wat de Tien Woorden zijn en waarom deze zo belangrijk zijn voor het Verbond.
9. Joden mogen de naam van god niet gebruiken, maar ze mogen ook geen afbeeldingen maken. Waarom niet?
10. Zoek op wat de Exodus is en leg uit op welk verhaal dit gebaseerd is.
11. Waarom wordt Mozes gezien als de ‘stichter’ van de joodse godsdienst?
12. Wat is de sabbat? Waarom begint deze op vrijdag met zonsondergang?
13. Op welke verhalen is de sabbat gebaseerd? Leg uit hoe je deze verhalen terug ziet in de regels op de sabbat.
14. Leg de volgende uitspraak goed uit: ‘De sabbat is er voor de mens, de mens is er niet voor de sabbat.’