les

werkwoordspelling
Engelse werkwoorden in de Nederlandse taal
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

werkwoordspelling
Engelse werkwoorden in de Nederlandse taal

Slide 1 - Diapositive

Engelse
werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

spelling engelse werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Engelse werkwoorden in de verleden tijd
  • Bij verleden tijd kijk je naar de laatste letter van de stam. 
  • 't sexy fokschaap
  • Ja? + te(n)
  • Nee? + de(n)

racen
timen

Slide 4 - Diapositive

Engelse werkwoorden
in het Nederlands

Slide 5 - Carte mentale

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde

Slide 6 - Quiz

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij racete
B
hij datete
C
hij snookerde
D
hij smilde

Slide 7 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 8 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 11 - Quiz