Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
WERKWOORDSPELLING
Slide 1 - Diapositive
0
Slide 2 - Vidéo
terugblik
... je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden. ... je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier kunt vervoegen.
Slide 3 - Diapositive
vooruitblik
.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Weet je nog?
Tegenwoordige tijd
Slide 7 - Diapositive
Weet je nog?
Tegenwoordige tijd
Slide 8 - Diapositive
Weet je nog?
Tegenwoordige tijd
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde
Slide 12 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde
Slide 13 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde
Slide 14 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette
Slide 15 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 16 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde
Slide 17 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette
Slide 18 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated
Slide 19 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd Romy en Marie ... (racen)