Blok 7 week 3 les 1

Spelling Blok 7 Week 3 Les 1
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling Blok 7 Week 3 Les 1

Slide 1 - Diapositive

Instructie grondwoord +te/ste
- de breedte. Grondwoord is breed. Langermaakwoord + te
- slechtste. Grondwoord is slecht. Luchtwoord + ste

Slide 2 - Diapositive

Welk woord past in de zin?
Deze olifant is groot. Hij is de ... olifant van allemaal.
A
grootte
B
grootste

Slide 3 - Quiz

Welk woord past in de zin?
De winter is koud. Het is de ... van de eeuw.
A
koudte
B
koudste

Slide 4 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Deze boom is breed. Hij groeit vooral in de ...
A
breedte
B
breedste

Slide 5 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Deze trui is wijd. Het is de ... die ik heb.

Slide 6 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?
Dit model is groot. Is het op ware ... gemaakt?

Slide 7 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?
Deze dag is heet. Het is de ... dag van het jaar.

Slide 8 - Question ouverte

kilowoorden

Slide 9 - Carte mentale

T.T. V.T. of Volt.T.
Ik zweeg.
A
T.T.
B
V.T.
C
Volt.T.

Slide 10 - Quiz

T.T. V.T. of Volt.T.
Hij heeft geluisterd.
A
T.T.
B
V.T.
C
Volt.T.

Slide 11 - Quiz

T.T. V.T. of Volt.T.
Jullie praten.
A
T.T.
B
V.T.
C
Volt.T.

Slide 12 - Quiz

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Slide 13 - Question ouverte

Typ het woord nu nog een keer goed:
de baliemedewerker

Slide 14 - Question ouverte

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Slide 15 - Question ouverte

Typ het woord nu nog een keer goed:
contant

Slide 16 - Question ouverte

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Slide 17 - Question ouverte

Typ het woord nu nog een keer goed:
overmaken

Slide 18 - Question ouverte

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Slide 19 - Question ouverte

Typ het woord nu nog een keer goed:
beroemdste

Slide 20 - Question ouverte

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Slide 21 - Question ouverte

Typ het woord nu nog een keer goed:
het bankbiljet

Slide 22 - Question ouverte

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Slide 23 - Question ouverte

Typ het woord nu nog een keer goed:
het adres

Slide 24 - Question ouverte

Luister naar de zin en typ.
(zonder categorieën)

Slide 25 - Question ouverte

Typ de zin nu nog een keer goed:
Hij stort het gespaarde geld op een gunstige spaarrekening.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Hij stort het gespaarde geld op een gunstige spaarrekening.
A
hij
B
stort
C
gespaarde
D
geld

Slide 27 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin?
Hij stort het gespaarde geld op een gunstige spaarrekening.
A
hij
B
stort
C
gunstige
D
spaarrekening

Slide 28 - Quiz

Welke woordsoort is geld?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 29 - Quiz

Welke woordsoort is gespaarde?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 30 - Quiz

Welke woordsoort is spaarrekening?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 31 - Quiz

Welke woordsoort is gespaarde?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Quiz