werkwoorden TT, VT en VD groep 7 eind

Werkwoorden
TT-VT-VD
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoorden
TT-VT-VD

Slide 1 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van het
werkwoord " bedenken" ?

Slide 2 - Carte mentale

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "graven"?

Slide 3 - Carte mentale

Wat is de ik- vorm/stam van het
werkwoord "melden"?

Slide 4 - Carte mentale

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "verantwoorden"?

Slide 5 - Carte mentale

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Begroef jij de schat in de tuin?
B
Ad jij die boterham helemaal op?
C
Hij verbleev in een luxe hotel.
D
Jij beantwoorde de e-mail.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is foutloos in de verleden tijd geschreven?
A
Ik bad in de kerk voor het herstel van mijn oma.
B
Ik bidde in de kerk voor het herstel van mijn oma.
C
Ik bonste hard op de deur.
D
De vlieger vliegde hoog in de lucht.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Ik zetten de radio hard aan.
B
Groep 7 vondt de werkwoorden erg leuk
C
De juf sportte er vrolijk op los.
D
De kleuter bevde van angst.

Slide 8 - Quiz

Stappen
1. Lees de zin.
2. Zoek het onderwerp.
6. Zet de stappen in het schema en controleer.
3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
4. Haal de -en van het werkwoord. 
5. Zit de laatste letter in 'T KOFSCHIP?

Slide 9 - Diapositive

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 10 - Diapositive

lijden(VT)
De man.................veel pijn.

Slide 11 - Question ouverte

komen (TT)
Mijn tante.................koffie drinken.

Slide 12 - Question ouverte

snoepen (VD)
Heb jij stiekem van de taart...........

Slide 13 - Question ouverte

leiden(VT)
De trainer.............het spel prima

Slide 14 - Question ouverte

fietsen (VD)
Juf Yvonne is naar school..................

Slide 15 - Question ouverte

zitten (VT)
De oma's ...............lekker aan de koffie.

Slide 16 - Question ouverte

vragen (VT)
Mijn vader...........de weg aan de politieagent.

Slide 17 - Question ouverte

rennen (TT)
Het kind..........over de speelplaats.

Slide 18 - Question ouverte

zweven(VT)
De ballon.................door de lucht.

Slide 19 - Question ouverte

landen(VT)
De vliegtuigen..............op Schiphol.

Slide 20 - Question ouverte

zitten (VD)
De vlieg had op het bord...........

Slide 21 - Question ouverte

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 22 - Diapositive