urinewegstelsel

Urine en urinewegstelsel
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Urine en urinewegstelsel

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is urine?

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine
  • Water 90-95 %
  • Afbraakproducten van eiwitten ( ureum en urinezuur)
  • Zouten
  • Urinekleurstof
  • Vitaminen ( bijv. teveel aan vitm. C in voeding )
  • Hormonen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urinewegstelsel

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke klachten passen bij een blaasontsteking?
A
grote hoeveelheden plassen
B
niet kunnen plassen
C
pijn, die verdwijnt tijdens het plassen
D
kleine beetjes plassen

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine observatie
* kleur
*helderheid
*Hoeveelheid
* frequentie
* geur
* manier van urineren

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine incontinentie
* stress incontinentie
*Urge- incontinentie
* gemengde incontinentie
*functionele incontinentie
* Overloopincontinentie
* totale incontinentie

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieren

Slide 9 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ligging van de nieren
  • Hoog in de buikholte.
  • Tegen achterste buikwand.
  • Achter het buikvlies.
  • Weerszijden van wervelkolom 1 nier.
  • Holle kant naar elkaar toe.
  • Nieren zijn buikorganen.
  • Worden beschermd door de borstkas.
  • Linker nier ligt tegen middenrif aan, rechter nier ligt iets lager.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Functie van de nieren
  • Uitscheiden van afvalstoffen ureum, (afvalstof van eiwitstofwisseling), hormonen, overtollige vitaminen, medicatie-resten etc.)
  • Uitscheiden van te veel water en zout
  • Reguleren de zuurgraad van het bloed  om stofwisselingsprocessen goed te laten verlopen. Ze scheiden alkaliën (basische stoffen) en zuren uit. Hierdoor is samenstelling van de urine steeds anders.
  • Filtreren van het bloed. Ongeveer 1500 liter bloed stroomt dagelijks door de nieren

Slide 12 - Diapositive

alkalische of basische stoffen: alles boven de 7.45
De nieren behoren tot 
de uitscheidingsorganen

Het urinewegstelsel bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Nieren (renes)
  • Urineleiders( ureter(e)s)
  • Blaas( vesicae)
  • Urinebuis(urethra)

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De urinewegen
  • Nieren (ren of renes)
  • Urineleider (ureters) = urine van nier naar blaas
  • Blaas (vesica urinaria) = opslag van urine, uitscheiden van urine
  • Urinebuis (urethra) = uitscheiden van urine

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urinewegen
  • Vanuit de nierbekken druppelt de urine via de urineleiders naar de blaas en verlaat het lichaam door de urinebuis.  

  • Het uiteinde van de blaas bestaat uit twee sluitspieren:
- De binnenste sluitspier bestaat uit glad spierweefsel (onwillekeurig)
- De buitenste sluitspier bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel (willekeurig)

  • De blaas verzamelt de urine en kan 1 tot 1,5 liter urine bevatten.
  • Tijdens het plassen trekt spierweefsel, de buikpers en de sluitspieren samen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urinewegen
  • Als de blaas vol genoeg zit, gaat er een zenuwprikkel via het ruggenmerg naar de hersenen
  • Baby’s kunnen het verband nog niet leggen tussen de zenuwprikkel en het moment van het legen van de blaas. Ook volwassenen kunnen door een bepaalde aandoening of ouderdom deze prikkel niet goed meer verwerken. Je spreekt dan van incontinentie.
  • De samenstelling van urine is altijd anders dit komt door de werking van verschillende organen, medicatiegebruik en voeding. De normale kleur van urine is heldergeel.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ligging van de blaas

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste volgorde bij dwarsdoorsnede van de nier van buiten naar binnen?
A
nierbekken, nierschors, niermerg, nierkapsel
B
nierkapsel, nierschors, niermerg, nierbekken
C
niermerg, nierkapsel, nierschors, nierbekken

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dwarsdoorsnede - buiten > binnen
  • Het nierkapsel (onderdeel beschermlaag)
  • De nierschors = cortex
  • Het niermerg = medulla
  • Het nierbekken = pyelum of pelvis renalis

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Blaasreflex en plassen
In de blaas wordt urine opgeslagen totdat deze vol is. Een seintje van de blaas naar de hersenen maakt vervolgens duidelijk wanneer het tijd is om te plassen. Gemiddeld gebeurt dit ongeveer vier tot acht keer per dag.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wordt het plassen aangestuurd
A
Hersenstam
B
In de blaas
C
In de kleine hersenen
D
In de nieren

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel urine kan de blaas ongeveer aan urine vasthouden?
A
150ml
B
200 ml
C
300 ml
D
500 ml

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

een urineweg infectie herken je aan de urine als de urine
A
helder is, ruikt en geconcentreerd is
B
geconcentreerd is, troebel, en bloed bevat
C
troebel is, lichtgeel is en ruikt
D
bloed bevat, helder en klonterig is

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is urine retentie?
A
Zonder aandrang urine verliezen
B
Door hoesten urine verliezen
C
Urine vasthouden in de blaas door niet te kunnen urineren
D
Het overlopen van de blaas

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de urine..... wordt urine tijdelijk opgeslagen.
A
blaas
B
leider
C
buis

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. In urine zitten ...
A
afvalstoffen, hormonen en suiker
B
afvalstoffen, hormonen en bloedcellen
C
afvalstoffen, hormonen en water
D
afvalstoffen, hormonen en eiwitten

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine wordt gemaakt in
A
Urineblaas
B
Urinebuis
C
Nierschors & niermerg
D
Nierbekken

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van de nierbekken?
A
Beschermt de nier
B
Hier vindt de resorptie plaats
C
Vangt de gevormde urine op

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Filtratie
Je nieren filteren afvalstoffen uit je bloed die samen met water je urine vormen. Via de urineleider komt de urine in je blaas terecht, waarna je het uit kunt plassen. Stoffen die nuttig zijn voor het lichaam worden via je nierader terug in je bloed gebracht.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorurine uitscheiden van stoffen die niet nodig zijn noemt men
A
Afvalproductie
B
Actieve secretie
C
Dumpen
D
Wegfilteren

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieren en stikstofhoudende afvalstoffen. Welke stof is het meest toxisch en wil je lichaam echt kwijt?
A
Ureum
B
Urinezuur
C
Ammonia
D
Eiwitten

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan de productie van urinezuur verhogen?
A
alcohol
B
roken
C
te weinig beweging
D
eten van veel fruit

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarvan zijn ureum en urinezuur afvalstoffen?
A
Van de eiwitverbranding
B
Van de koolhydraatverbranding
C
Van de vetverbranding

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar bestaat urine o.a uit?
A
Urinezuur, Gifstoffen
B
Stoffen die het lichaam niet kan gebruiken
C
Afbraakproducten, of deel geneesmiddelen
D
A,B en C zijn juist

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Troebele, schuimende urine komt door:
A
Veel frisdrank met koolzuur drinken
B
Witte bloedcellen en pus (Blaasontsteking)
C
Veel melkproducten eten en drinken
D
Zoutkristallen van urinezuur of fosforzuur

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ureum
Ureum is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever.

De nieren verwerken het ureum. Deze zorgen voor de terugresorptie (opgenomen in lichaam) en uitscheiding via de nieren.

Een verhoogd of verlaagd ureum zegt wat over hoe goed de nieren functioneren.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine
De samentelling van urine is niet altijd het zelfde. 
Als je veel hebt gedronken is je urine licht van kleur.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine
Omdat de stoffen in je lichaam kunnen veranderen, veranderd je urine ook. 
Zitten er veel afvalstoffen in je lichaam, dan bevat je urine ook meer afvalstoffen.
De kleur van je urine vertelt je of je genoeg drinkt.  

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hormonen en urine
De hypofyse stuurt het hormoon ADH op het juiste moment in de juiste hoeveelheid naar de nieren. ADH reguleert de hoeveelheid urine en de concentratie daarvan. Het zorgt ervoor dat de nieren voldoende water vasthouden en niet te veel water loslaten.

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine en emotie
Bij blaas en nieren hoort de emotie angst. Angst geeft een sterke reactie op de bijnieren. Te lang teveel angst/stress kan leiden tot uitputting van de bijnieren, waardoor klachten kunnen ontstaan zoals een terugkerende blaasontsteking.

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Maken in de licentie hfdst 8: Opdracht 1 t/m 16

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions