Strux 1 Omgaan met klanten: H1 Klanten

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma 11 september 
Welkom 
Kennis maken 
Regels Entree 
Theorie "omgaan met klanten"
Praktijk opdracht " omgaan met klanten "
Poster doelgroepen 
Koken 
Afsluiten/evaluatie 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

M&M spel 
Blauw: Wat is je lievelingsgerecht?​​
Geel: waar word je blij van?​​
Groen: Wat is je toekomstdroom? ​​
Rood: Waar heb jij een hekel aan? ​​
Oranje: Wat doe jij niet meer wat je als klein kind wel deed? ​​
Bruin: wat is je droomvakantie bestemming?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
Je bent duidelijk en beleefd in het contact met klanten.
- Je weet wie je klant is.
-Je werkt service gericht.
- Je gaat op de juiste manier met mensen om

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn klanten?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

KLANT
  • Als jij ergens werkt heb jij contact met mensen.
  • Deze mensen worden dan jouw klant.
  • Ze willen door jou geholpen worden.
  • cliënt - klant - gast - bezoeker - zorgvrager 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertel van je werk of stage wie jouw klant is.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

een bewoner van een zorginstelling is een ...........................
A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

iemand die naar de kapper gaat
is een ................................
A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

een meneer die gaat eten
in het restaurant is een ..................
A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij gaat naar de open dag van het ROC, jij bent een ...............................

A
klant
B
gast
C
cliënt
D
bezoeker

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

interne klanten:

jouw collega's,
zij werken in het bedrijf

externe klanten:

mensen die niet in het bedrijf werken

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn Interne klanten
A
Mensen die binnen zijn en hulp nodig hebben.
B
Mensen van een soort gelijk bedrijf.
C
Collega's met wie je samenwerkt en die je helpt.
D
Mensen die je niet kent

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn externe klanten?
A
Mensen van buiten de organisatie waar je werkt.
B
Mensen van binnen de organisatie die je niet kent.
C
Mensen die buiten zijn en hulp nodig hebben.
D
Mensen die je zelf benaderd om te helpen.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je werkt achter de balie. Er komt een collega naar je toe. Ze vraagt of de postbode al is geweest. Wie is je klant?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent het koffie apparaat aan het schoonmaken. Iemand wel net een kopje pakken, wat zeg je?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

omgaan met klanten

Slide 20 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Service gericht handelen

Slide 21 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

service gericht handelen: 
  • je bent vriendelijk 
  • je bent beleefd   ("u" zeggen)
  • je kijkt de klant aan (oogcontact, observeren)
  • je luistert goed naar de klant
  • je geeft niet jouw eigen mening 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt een product leveren of een dienst. Geef van beide een voorbeeld.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt iemand op 2 manieren helpen:
  • Je geeft een product (bijvoorbeeld:  kleding of eten)


  • Je verleent een dienst   (je helpt iemand bijvoorbeeld met auto wassen, je helpt een oude mevrouw met aankleden )

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je maakt het kantoor schoon.
A
een product
B
een dienst

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je geeft iemand een bos bloemen.
A
een product
B
een dienst

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doe je als een klant met een klacht bij jou komt?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Reactie klant: "Ik vind dit helemaal niet lekker kunt u me iets anders brengen". Wat zeg je?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe handel je een klacht af?

Slide 29 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe controleer je of een klant tevreden is?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 31 - Vidéo

Klachtengesprek met fouten

Slide 32 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

VAKTAAL:
de externe klant
de interne klant
de houding
de klachtenprocedure
de klant
servicegericht handelen

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat nu aan het werk:
  • Maak opdracht: 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 21
  • Deze opdrachten mag je overslaan: 4, 7, 16, 17, 20                           (die doen we samen in de klas)

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Praktijkopdracht omgaan met klanten 

Lees samen de opdracht 

Succes ermee 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelgroepen poster 
Lees samen de opdracht 
Succes ermee! 

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting van de les 
Tips en tops 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions