ModWis 3TL H3 Rekenen met formules Formatieve toets

(Vragen over) 
H3 Rekenen met formules

Hulpmiddelen: kladblaadje en rekenmachine
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

(Vragen over) 
H3 Rekenen met formules

Hulpmiddelen: kladblaadje en rekenmachine

Slide 1 - Diapositive

Formules zijn ...
shit
lastig
redelijk te doen als ik maar goed kijk
niet echt moeilijk
appeltje eitje

Slide 2 - Sondage

De volgende vragen gaan over het gebruiken van formules.

Slide 3 - Diapositive

We kijken naar de formule

Welke letter is de 'variabele' ?
(de invulletter)
d=12h+7
A
d
B
h
C
beide: d en h
D
geen van beide

Slide 4 - Quiz

We kijken naar de formule
Wanneer je voor h
het getal 3 invult, is de uitkomst ...
d=12h+7

Slide 5 - Question ouverte

We kijken naar de formule
Wanneer je voor h
het getal 0 invult, is de uitkomst ...
d=12h+7

Slide 6 - Question ouverte

We kijken naar de formule
Wanneer je voor h
het getal 2 invult, is de uitkomst ...
d=3h+6

Slide 7 - Question ouverte

We kijken naar de formule
Wanneer je voor h
het getal -2 invult, is de uitkomst ...
d=3h+6

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het hellingsgetal in de formule:
y=7x2

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het startgetal bij de formule:

y=7x2

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het startgetal bij de formule:
k=24p16

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het hellingsgetal bij de formule: y = -2x + 2

Slide 12 - Question ouverte

De volgende vragen gaan over Som- en verschiltabellen en som- en verschilformules

Slide 13 - Diapositive

Melissa gaat elke maandag naar ballet en elke vrijdag naar zwemmen. de kosten van de balletles kan ze berekenen met de formule
Voor de kosten van zwemmen geldt :

Bereken hoeveel Melissa kwijt is na 5 weken sporten.
k=8a+15
k=2,5a+40

Slide 14 - Question ouverte

De tabel die hier is afgebeeld is een ...
A
verschiltabel
B
verschillentabel
C
somtabel
D
sommentabel

Slide 15 - Quiz

In de totaalregel kun je het hellingsgetal en startgetal aflezen.
Wat is goed?
A
het hellingsgetal is 1 en het startgetal is 0
B
het hellingsgetal is 70 en het startgetal is 40
C
het hellingsgetal is 70 en het startgetal is 20
D
het hellingsgetal is 20 en het startgetal is 70

Slide 16 - Quiz

De formule die bij
b(totaal ) hoort is ...
A
b= 70+90+110+130=400
B
b=20w+70
C
b=70w+20
D
b=90w

Slide 17 - Quiz

De verschilformule in het voorbeeld wordt:
A
b=220m+350
B
b=80m-350
C
b=350-80m
D
b=80m+350

Slide 18 - Quiz

Wat is de somformule
die hoort bij formules
A en B?
A
b = 6a + 4
B
b = 10 a + 4
C
b = -6a -4
D
b=10a2+4

Slide 19 - Quiz

Wat is de verschilformule
die hoort bij formules
A en B?
A
b = 6a + 4
B
b = 10 a + 4
C
b = 6a -4
D
b=14a

Slide 20 - Quiz

De volgende opdrachten gaan over het gebruik van haakjes en korter schrijven van formules
 

Slide 21 - Diapositive

Schrijf de formule zonder haakjes
h = 5 ( p + 7)
A
h=5p+12
B
h=12p
C
h=5p+35
D
h=5p+7

Slide 22 - Quiz

Schrijf de formule zonder haakjes
r = 4 ( 2k - 7)
A
r=8k7
B
r=6k3
C
r=6k7
D
r=8k28

Slide 23 - Quiz

Schrijf de formule zonder haakjes
c = -2 ( 2k - 7)
A
c = 4k-14
B
c=-4k-7
C
c=14-4k
D
A,B en C zijn allemaal fout

Slide 24 - Quiz

Hoe kan je deze formule korter schrijven?
q=7a+5a
A
q=35a2
B
q=75a
C
q=12a
D
q=12a2

Slide 25 - Quiz

Schrijf de formule korter
y = -3a + 2 + 7a
noteer je antwoord zonder spaties en als y =

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf de formule korter
y = 7a + 2 -2a -3b + 2b
noteer je antwoord zonder spaties en als y =

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf de formule korter (het bolletje betekent vermenigvuldigen)

y=3k5k
A
y=15k
B
y=8k
C
y=15k2
D
y=8k2

Slide 28 - Quiz

Hoe kun je de volgende formule korter schrijven?
q = 6p x 3p
A
q=9p
B
q=9p2
C
q=18p
D
q=18p2

Slide 29 - Quiz

De formule voor de oppervlakte van deze rechthoek is
Opp. = 4(z+2)
Hoe is de formule zonder haakjes?
A
Opp.=4z+2
B
Opp.=4z2
C
Opp.=8z
D
Opp.=4z+8

Slide 30 - Quiz

Bereken y bij k = -2
y=7k2
A
-28
B
25
C
-25
D
28

Slide 31 - Quiz

Wat moet op de puntjes komen?
k = 2 ( ... + 12 ) is korter geschreven
k = 10f + 24

Slide 32 - Question ouverte

Formules zijn ....
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Einde

Slide 34 - Diapositive