Nederlands perron 2 herhaling les

Nederlands 
Perron 2
Maart 2021
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 
Perron 2
Maart 2021

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze week
Welkom terug op school
3x15 minuten stillezen
Station/taalverzorging
Nieuwsbegrip actief lezen + woordenschat
Maandag 15 maart toets perron 2

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Perron 2
Persoonsvorm
Onderwerp
werk woordelijk gezegde
Zinsdelen
Werkwoorden (zelfstandig, hulp en koppel)
Lijdend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonsvorm

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het onderwerp van een zin
Wie of wat + persoonsvorm
De hond sluipt door het bos
Wie sluipt? --> de hond = onderwerp

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

wwg=werk woordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin, dus ook de persoonsvorm

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

WWG=
Hij heeft een opdracht kunnen regelen.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

WWG=
Een aantal dagen zonder te fietsen zouden moeten worden kunnen gerealiseerd.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Grammatica Lijdend voorwerp

Slide 12 - Diapositive

lv= zijn huiswerk
lv= sneeuwballen
lv= een krijtje
lv= hem
Is de eerste lettergreep van de volgende woorden open of gesloten?
Skipas
A
Open
B
Gesloten

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de eerste lettergreep van de volgende woorden open of gesloten?
Spookhuis
A
Open
B
Gesloten

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Miranda gaat elke ochtend baantjes trekken.
A
Miranda
B
gaat
C
baantjes
D
trekken

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
In de bus naar Maastricht zit een oude vrouw te slapen.
A
de bus
B
Maastricht
C
zit
D
slapen

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verdeel de zin in zinsdelen door er schuine strepen
tussen te zetten.
Erik Verduin uit Katwijk heeft zijn hele leven gestotterd.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp?
De jongen zoekt in de kast naar het sprookjeskwartet.
A
De jongen
B
zoekt
C
de kast
D
sprookjeskwartet

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp?
Op het schoolplein spelen de kinderen met een springtouw.
A
het schoolplein
B
spelen
C
de kinderen
D
springtouw

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het WWG?
Je moet het spel stratego met twee personen spelen.

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het WWG?
De spelers krijgen allebei een eigen leger.

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem van de volgende werkwoordelijke gezegdes de werkwoorden.
<gooien>
A
Zelfstandig werkwoord
B
hulp werkwoord
C
koppel werkwoord

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem van de volgende werkwoordelijke gezegdes het werkwoord tussen de haken.
<is>
A
Zelfstandig werkwoord
B
hulp werkwoord
C
koppel werkwoord

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem van de volgende werkwoordelijke gezegdes het werkwoord tussen de haken.
<hebben> gemist
A
Zelfstandig werkwoord
B
hulp werkwoord
C
koppel werkwoord

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem van de volgende werkwoordelijke gezegdes het werkwoord tussen de haken.
<worden>
A
Zelfstandig werkwoord
B
hulp werkwoord
C
koppel werkwoord

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem van de volgende werkwoordelijke gezegdes de werkwoorden.
<fietsen>
A
Zelfstandig werkwoord
B
hulp werkwoord
C
koppel werkwoord

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lv?
De aardige jongen deelt op zijn verjaardag paprikachips uit.
A
de aardige jongen
B
deelt
C
verjaardag
D
paprikachips

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lv?
De dyslectische leerling maakte de toets in de pauze af.
A
de dyslectische leerling
B
maakte
C
de toets
D
pauze

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lv?
In het restaurant hoog in de bergen dronken de wandelaars een colaatje.
A
het restaurant
B
de bergen
C
de wandelaars
D
een colaatje

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken perron 2 
Vanaf blz. 35: opdracht 22 (alleen 1 t/m 4), 24, 25, 26

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions