Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
samenstellingen leerjaar 3
Slide 1 - Diapositive
Welke woorden zijn een samenstellling?
Samenstelling
Handzeep
betaling
kortingscode
boekenkast
haalbaar
slaperig
Slide 2 - Question de remorquage
Zoek het eerste woord van de samenstelling. Sleep de woorden uit de rechterrij naar de linkerrij. Let op: je moet de woorden uit de rechterrij dus VOOR de woorden uit de linkerrij kunnen zetten.
...droog
...goedkoop
...verbaasd
...wit
...zat
kurk
sneeuw
spot
spuug
stom
Slide 3 - Question de remorquage
Maak goede samenstellingen.
vet
garage
geweld
taak
straf
pleger
houder
arm
Slide 4 - Question de remorquage
Wat is de samenstelling van reus en leuk
A
reusleuk
B
reuzenleuk
C
reuzesleuk
D
reuzeleuk
Slide 5 - Quiz
Wat is de samenstelling van groente en stal
A
groentenstal
B
groentstal
C
groentestal
D
groentesstal
Slide 6 - Quiz
Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks
Slide 7 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Kippenhok
B
Kippehok
Slide 8 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Zonnescherm
B
Zonnenscherm
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb
Slide 10 - Quiz
Zoek het tweede woord van de samenstelling. Sleep de woorden uit de rechterrij naar de linkerrij.
brand
dood
haar
muur
smoor
eng
scherp
schoon
verliefd
vast
Slide 11 - Question de remorquage
Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
tafels
C
computer
D
schermpjes
Slide 12 - Quiz
Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste samenstelling?
A
groentensoep
B
groentesoep
Slide 14 - Quiz
Wat is hier een correcte samenstelling?
A
Schoolsepas
B
Autoband
C
Oost brabant
D
zevenenveertigmiljoen
Slide 15 - Quiz
Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen -n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord kan op -en en op -s eindigen
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen
Slide 16 - Quiz
Welke samenstellingen is goed?
A
aspergessoep
B
aspergensoep
C
aspergesoep
Slide 17 - Quiz
Welke samenstelling is goed?
A
hondenhok
B
meningverschil
C
berensterk
Slide 18 - Quiz
Welke samenstelling is goed?
A
ziekeauto
B
rodeskool
C
stationschef
D
manenschijn
Slide 19 - Quiz
Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak
C
katenbak
D
katebak
Slide 20 - Quiz
Met of zonder tussen 'n'?
A
hogeschool
B
hogenschool
Slide 21 - Quiz
Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak
Slide 22 - Quiz
Koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige
Slide 23 - Quiz
Met of zonder koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk
Slide 24 - Quiz
Wat is een koppelteken?
A
is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
B
is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
C
is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin