Woordbenoemen - zww, kww en hww

timer
10:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wie kent het verschil tussen een hww, zww (en kww)?
Ja
Nee

Slide 2 - Sondage

zww
Geeft aan wat er wordt gedaan --> Het onderwerp doet iets.
Er staat altijd 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Imme fietst elke dag naar school.
Imme is naar school gefietst.
Imme zal elke dan naar school moeten fietsen.

Slide 3 - Diapositive

hww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Imme is elke dag naar school gefietst.
Imme zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 4 - Diapositive

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 5 - Question de remorquage

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 6 - Question de remorquage

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 7 - Question de remorquage

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 8 - Question de remorquage

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 9 - Question de remorquage

In hoeverre begrijp je nu het verschil tussen een hww en een zww?
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage

kww
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn
blijken
heten
worden
lijken
dunken
blijven
schijnen
voorkomen
(te zijn)

Slide 11 - Diapositive

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 12 - Diapositive

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 13 - Diapositive

kww/hww/zww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Dat komt omdat het onderwerp in een zin altijd iets doet óf iets is, het onderwerp kan dat niet tegelijkertijd.

Slide 14 - Diapositive

Bijvoorbeeld
Hij is nog nooit in Kuala Lumpur geweest.

geweest komt van 'zijn', dan zou je het moeten kunnen vervangen voor een vorm van 'blijven' en 'worden' als het een kww is.
Hij is in Kuala Lumpur gebleven. (klopt)
Hij is in Kuala Lumpur geworden. (klopt niet)

'geweest' is dus géén kww, maar een zww

Slide 15 - Diapositive

Koppel
werkwoord
Geen koppel
werkwoord
Blijven
Worden
Verschijnen
Heten
Zijn
Fietsen
Lijken
Hebben
Willen

Slide 16 - Question de remorquage

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 17 - Quiz

Is het onderstreepte werkwoord een koppelwerkwoord of een zelfstandig werkwoord.
Koppelwerkwoord 

Zelfstandig werkwoord

Ze is dierenarts geweest.
Gister heb ik op school de hele dag geleerd.
Lisa is vorig jaar tandarts geworden.

Slide 18 - Question de remorquage

Wij
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
hadden
moeten 
kunnen
lopen

Slide 19 - Question de remorquage

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 20 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?
Tekst
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 21 - Quiz

Die jongen blijkt een taaie.

blijkt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 22 - Quiz

In hoeverre kan jij een zww, hww en kww uit de zin halen?
0100

Slide 23 - Sondage