Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Les 1 Macht
Slide 1 - Diapositive
Aspecten van de voorsteling
= Wat stelt het kunstwerk voor.
Aspecten van de vormgeving
= Hoe is het kunstwerk gemaakt.
Blikrichting
Kleding
Landschap
Accessoires
Gezichtsuitdrukking
Symbool
Houding
(boeren krijgen geen lekkers als geiten sikken hebben)
De 7 beeldaspecten:
- Keur
- Ordening (of compositie)
- Ruimte (of ruimte suggestie)
- Licht
- Vorm
- Lijn
- Textuur
Materialen
Technieken
Formaat
Slide 2 - Diapositive
1. Inleiding
Een karikatuur is een humoristische voorstelling van een persoon, een situatie of bijvoorbeeld gedrag, waarbij de meest kenmerkende trekken sterk worden overdreven. Ze kunnen zowel ter amusement of ter belediging zijn bedoeld.
Slide 3 - Diapositive
Dynamisch betekent “beweeglijk”.
In een dynamische compositie ontstaat bewegelijkheid door:
- diagonale en/of schuine richtingen
- gebogen richtingen
- veel wisselende richtingen
- veel verschillende vormen
- beweeglijke vormen
- kleurcontrasten, zoals opvallende licht-donker contrasten
- ritmische herhaling van vorm, kleur, richting
Slide 4 - Diapositive
Dynamische compositie
Slide 5 - Diapositive
STATISCH
Statische compositie
Statisch betekent “stilstaand”of “rust”.
In een statische compositie ontstaat rust wanneer de onderdelen van de compositie met elkaar in evenwicht zijn.
Evenwicht in een compositie krijg je door:
-horizontale en verticale richtingen
-weinig “beweging”
-gelijkmatige verdeling van vormen en kleuren over het beeldvlak
- ontbreken van nadrukkelijke contrasten zoals bijv. licht-donker contrast
Slide 6 - Diapositive
Statische compositie
Slide 7 - Diapositive
Sokkel
Een sokkel, piëdestal of voetstuk is een onderstuk van steen of hout waarop een beeldhouwwerk wordt geplaatst. Het standbeeld is zo beter te bekijken. Meestal zijn sokkels onder beelden vierkant of rechthoekig, wat de beelden een statisch en robuust karakter geeft
Slide 8 - Diapositive
Kikvorsperspectief
Slide 9 - Diapositive
Vorm
Figuratief = Je kan zien wat het voortelt.
Abstract = Je kan niet meer zien wat het voorstelt. (non-figuratief)
figuratief
Slide 10 - Diapositive
Textuur
De zichtbare en voelbare aard van een oppervlak.
Voorbeelden van texturen zijn: harig, stekelig, bobbelig, glad.
Slide 11 - Diapositive
Brons gieten
Slide 12 - Diapositive
Kleurencirkel
Itten
Slide 13 - Diapositive
Primaire kleuren
Primaire kleuren= geel, rood en blauw: deze kleuren zijn niet door mengen te verkrijgen.
Slide 14 - Diapositive
Secundaire kleuren
Secundaire kleuren= kleuren die men verkrijgt door de primaire kleuren in gelijke hoeveelheden, twee aan twee, met elkaar te mengen.
Oranje=rood+geel
Paars= rood+blauw
Groen=blauw+geel
Slide 15 - Diapositive
Tertiaire kleuren
Tertiaire kleuren= ontstaat wanneer je een primaire met een secundaire kleur mengt.