klas 3 bte periode 1 2024

klas 3 bte periode 1 2024
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
TekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

klas 3 bte periode 1 2024

Slide 1 - Diapositive

Geheugensteuntje 

Slide 2 - Diapositive

Voorstellingsaspecten: 
Blikrichting, 
houding, 
sfeer, 
accessoire en attributen 

Slide 3 - Diapositive

vormgevingsaspecten: 
Ordening
Kleur
Licht
Ruimte 
Materiaal

Slide 4 - Diapositive

Figuratief => herkenbaar!
Realistisch>

       
             Geabstraheerd >

                                                                 Gestileerd>

                                                            

Slide 5 - Diapositive

Abstraheren = Vereenvoudigen, details weg laten.
Abstraheren/stileren = vereenvoudigen, details weglaten.

Slide 6 - Diapositive

Geabstraheerd: Je ziet nog wel een beetje wat het voorstelt maar de vormen zijn moeilijk te herkennen

Slide 7 - Diapositive


Dit schilderij is...
A
Figuratief
B
Abstract
C
Geabstraheerd

Slide 8 - Quiz

Dit werk is
A
abstract
B
figuratief

Slide 9 - Quiz

Plaats de volgende kunstwerken van Piet Mondriaan en zijn proces van realistisch naar abstract.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 10 - Question de remorquage

geabstraheerd
gestileerd
abstract
realistisch

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Vidéo

Organische vormen/natuurlijke vormen 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Dit werk is
A
geometrisch
B
organisch

Slide 16 - Quiz

Dit is een
A
open vorm
B
gesloten vorm

Slide 17 - Quiz

Deze vorm is
A
open vorm
B
gestroomlijnd

Slide 18 - Quiz

      contourlijn/omtreklijn 

Slide 19 - Diapositive

Contrast is een ander woord voor tegenstelling: hier zie je een vormcontrast. Tegenstelling tussen geometrisch en organisch 

Slide 20 - Diapositive

Kleurencirkel
De kleurencirkel van Itten is een manier om zichtbaar te maken hoe de primaire kleuren, secundaire kleuren en tertiaire kleuren zich tot elkaar verhouden. 

Tevens kan je in de kleurencirkel de kleurcontrasten zien: 

warm-koud en complementair 

Slide 21 - Diapositive

Complementair contrast
deze kleuren versterken elkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.

dit zijn: 
paars-geel, 
rood-groen,
blauw-oranje.

Slide 22 - Diapositive

Bij een complementair kleurcontrast staat er altijd een primaire kleur tegenover een secundaire kleur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Hier zie je een?
A
een kleur tegen kleur contrast
B
twee primaire kleuren
C
twee secundaire kleuren
D
een complementair contrast

Slide 24 - Quiz

Licht-donker contrast
  • dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren  
  • wit -zwart is het grootste contrast 
  • je maakt kleuren donkerder of lichter door het bijmengen van zwart of wit

Slide 25 - Diapositive

Glimlichten ontstaan door weerkaatsing van het licht op gladde voorwerpen. Op welke afbeelding zie je een glimlicht?
A
B
C
D

Slide 26 - Quiz

Ruimtesuggestie
Er zijn verschillende manieren om in een tekening of schilderij ruimte uit te beelden. Door bepaalde trucjes toe te passen lijkt het dan net alsof er ruimte in je werk zit. Dit noem je ruimtesuggestie.



Slide 27 - Diapositive

Overlapping
Een object staat voor een ander object. Je weet daardoor dat het object dat overlapt wordt verder naar achter staat.

Slide 28 - Diapositive

Afsnijding 
Een gedeelte van de afbeelding staat niet op het beeldvlak, het wordt door het de rand afgesneden.
Hierdoor ontsaat het effect van ruimte/diepte.

Slide 29 - Diapositive

Wat is compositie?
Compositie is de manier waarop de onderdelen van een kunstwerk geordend worden. 
Iedere compositie heeft een ander effect op het kunstwerk.



Johannes Vermeer, Meisje met de 
parel ± 1665-1667, olieverf op doek

Slide 30 - Diapositive

Symmetrische compositie
Een symmetrische compositie wordt gekenmerkt doordat het werk is te verdelen in 2 helften die min of meer elkaars spiegelbeeld zijn. Dat kan heel precies, maar dat hoeft niet. De spiegeling kan horizontaal, verticaal of diagonaal zijn. 
Symmetrie heeft een statisch (rustig, stilstaand) effect.

Slide 31 - Diapositive

Centrale compositie
Als je aandacht naar het midden van het beeldvlak wordt getrokken, spreken we van een centrale compositie. 
Een centrale compositie heeft een statisch effect.

Slide 32 - Diapositive

Statische compositie
In een statische compositie zit geen beweging, het is rustig en in evenwicht. 

Dit krijg je door het gelijkmatig toepassen van verticale en horizontale richtingen - weinig beweeglijke vormen te gebruiken - vormen en kleuren gelijkmatig te verdelen - weinig contrasten te gebruiken.

Slide 33 - Diapositive

Driehoeks compositie
In de compositie is de vorm van een driehoek te herkennen. De belangrijkste onderdelen in de voorstelling zijn binnen deze driehoek geplaatst. Een driehoekscompositie kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Statisch

Slide 34 - Diapositive

Over-all compositie
Alle onderdelen van de compositie zijn hetzelfde, doen patroonachtig aan en staan verspreid over het beeldvlak. 
Ze lijken buiten het schilderij tot in het oneindige door te kunnen gaan.
Het kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Slide 35 - Diapositive

Horizontale compositie
De onderdelen van een compositie zijn vooral horizontaal gerangschikt, Een horizontale compositie heeft een statisch effect. 


Slide 36 - Diapositive

Verticale compositie
De belangrijkste onderdelen zijn in een verticale lijn geordend, van boven naar beneden. Ook dit heeft een statisch effect. 



Slide 37 - Diapositive

Diagonale compositie
In een diagonale compositie zijn de onderdelen diagonaal geordend of er zit een diagonale richting in. 
Dit heeft een dynamisch effect.


Slide 38 - Diapositive

Dynamische compositie
Een compositie waar beweging in zit of in lijkt te zitten. Bijvoorbeeld door diagonale lijnen en uitstekende delen. Dit heeft een dynamisch effect. 


Slide 39 - Diapositive


Welke compositie heeft het schilderij? 
A
een symmetrische
B
een verticale
C
een diagonale
D
een asymmetrische

Slide 40 - Quiz


Een vormsoort kan erg lijken op iets dat echt bestaat (realistisch) of mooier zijn dan in de werkelijkheid (geïdealiseerd), vervormd of enigszins vereenvoudigd zijn (gestileerd). Als een vorm niet herkenbaar is noemen we het abstract.
Welke vormsoort heeft dit schilderij?
A
realistisch
B
geïdealiseerd
C
abstract
D
gestileerd

Slide 41 - Quiz



Wanneer vormen naast elkaar geplaatst zijn, worden verschillen duidelijk, dit noemen we vormcontrasten.
Bijvoorbeeld: geometrisch – organisch, symmetrisch – asymmetrisch, plat – ruimtelijk, grillig – strak, duidelijk – vaag.
Zie je in dit beeld ook een vormcontrast?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz



Zit er ruimtesuggestie in het werk, door
overlapping of afsnijding? 
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quiz



Er zit ook ruimtesuggestie in het werk, door grote vormen voor aan te schilderen en naar achter toe steeds kleinere?
A
dat klopt
B
dat klopt niet

Slide 44 - Quiz