Marginale kosten en Marginale analyse

• Micro Economie
• HBO
• Studiejaar 1

Leerdoel voor week 5 en 6

De student kan een onderbouwde uitspraak doen over de totale, gemiddelde en marginale kosten, opbrengsten en winst van een producent 

Wat moet je met de verschillende kosten kunnen?

1. In een grafiek aflezen wat de kosten zijn.
2. Kosten berekenen met formules in een tabel
3. Aangeven welke kosten je uit kunt wisselen.
4. (Maximale) winst bepalen als TO - TK

Welke uitspraak klopt niet?

1. TK = TCK + TVK
2. TK = q * GVK + TCK
3. GTK = TK / q
4. GTK = GCK - GVK

Dictaat: degressief of progressief

Marginale kosten

Als er een product bijkomt geeft dat extra kosten en dat laatste product heeft marginale winst: het verschil tussen wat dat product oplevert en wat het extra kost.

Wat is waar in een situatie waarbij je proportionele variabele kosten hebt?

1. MK = GVK
2. MK = GCK
3. MK = MO
4. MK = GTK

Beschrijf een situatie waarbij de constante kosten stijgen bij het maken van een extra product.

Stel dat MK >  GTK

Dan zijn de kosten voor het laatste product hoger dan de gemiddelde kosten en zal de lijn van MK stijler stijgen dan GTK.

De MK snijdt dus de GTK altijd in het laagste punt

Is MO altijd gelijk?

- Als er een vaste prijs is wel    P = MO

- Als je kortingen gaat geven niet, MO gaat dan dalen

- Door marktwerking kan je alleen de hoeveelheid aanpassen

winstmaximalisatie:

MO = MK

Omdat MO > MK

gaat de producent altijd voor maximale productie

TO = TK

Qv = Qa

MO = 0 

MO = MK

GO = GTK

Break-even

Maximale omzet 

Maximale winst 

Marktevenwicht

Wat kan de producent kiezen?

Hoeveel kwalitatief en kwantitatief goed gemaakt kan worden

Welke productiefactoren hij gebruikt 

(arbeid, natuur, machines, grondstoffen)

Wat de doelgroep is en hoe die bereikt wordt

input

process

output

MK wiskundig...

Bij AE-vaardigheden berekenden we al de eerste afgeleide.

MK = TK' 

Wat wordt MK bij TK = 500 + 2q²  

^{De kosten van een extra product zijn hier niet constant}

MO = MK bij maximale winst
MO = 400 en MK = 4q
Hoeveel producten moet je maken?

1. P = MO = 400
2. TK minimaal, dus 0
3. 400 = 4q dus q = 100
4. TO maximaal dus zoveel mogelijk

Huiswerk: lees het dictaat

Opgave 5.6 en 5.8 over verschillende kosten

Opgave 5.10 (= 6.2) over Maximale winst bij een vaste prijs

Opgave 6.3 over de marginale analyse

 

Afsluitend bij het leerdoel

Schrijf op wat je kunt uitleggen en berekenen over kosten, opbrengsten en winst.

Schrijf je vragen op over de onderdelen die je nog niet begrijpt. Mail mij de vragen die je niet kunt beantwoorden mbv het dictaat.