Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Spelling
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Na deze les weten jullie:
Hoe je van een deelwoord een bijvoeglijk naamwoord kunt maken.
Hoe je deze bijvoeglijke naamwoorden spelt.
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Slide 2 - Diapositive
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Soms worden bijvoeglijk naamwoorden gemaakt van deelwoorden (voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord)
De gemaakte opdrachten
De lachende kinderen
Slide 3 - Diapositive
Geef 2 zinnen met een bijvoeglijk naamwoord
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Vidéo
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je een -e achter het woord zetten -> gemaakt -> de gemaakte fout -> lachend -> de lachende danseres -> geschilderd -> een geschilderd clubhuis (waarom hier geen -e?)
Spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk. -> vermoord -> de vermoorde man
Soms moet je -tt of -dd schrijven, vanwege de uitspraak -> bezet -> de bezette gebieden
Van voltooide deelwoorden op -en blijft de spelling gelijk: de -n blijft staan. -> geschrokken -> de geschrokken jongen
🤷♂️
clubhuis = het-woord
Na de 'een-vorm' van een 'het-woord' krijg het bijvoeglijk naamwoord geen extra -e.
Slide 6 - Diapositive
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot
Slide 7 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone
Slide 8 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen
Slide 9 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren
Slide 10 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
De meester kon wel lachen om de (zingen) leerlingen.
A
gezongen
B
zingende
C
zingenden
Slide 11 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare
Slide 12 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen
Slide 13 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden
Slide 14 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord? (breken) Het ......... been. Kies het goede antwoord.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken
Slide 16 - Quiz
Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een nieuw spel
B
een nieuwe spel
Slide 17 - Quiz
Wat is de correcte spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
De (verbranden) autobanden stonken enorm.
A
verbrandde
B
verbrandden
C
verbranden
D
verbrande
Slide 18 - Quiz
Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de slimme docent
B
de slimmen docent
Slide 19 - Quiz
Spelling H5 Spelling bijvoeglijk naamwoord
Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord? (verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte
Slide 21 - Quiz
Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord: een (braaf) hond
A
braaf
B
braafe
C
braave
D
brave
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
Slide 23 - Quiz
Ik vind de spelling van het bijvoeglijk naamwoord nog lastig.