Voegwoorden - samengestelde zin

Voegwoorden - samengestelde zin

Je kunt een samengestelde zin herkennen.

Je weet wat de hoofd- en bijzin is.

Je kunt voegwoorden benoemen.

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voegwoorden - samengestelde zin

Je kunt een samengestelde zin herkennen.

Je weet wat de hoofd- en bijzin is.

Je kunt voegwoorden benoemen.

Slide 1 - Diapositive

Samengestelde zin

  • meerdere persoonsvormen
  • een voegwoord


De jongen heeft een fiets gekocht, want hij moet nu elke dag naar school fietsen.

Slide 2 - Diapositive

Nevenschikkend voegwoord

Een nevenschikkend voegwoord verbindt twee hoofdzinnen aan elkaar.


wodem: want, of, dus/dan, en , maar


De jongen heeft een fiets gekocht, want hij moet nu elke dag naar school fietsen.


Slide 3 - Diapositive

De jongen heeft een fiets gekocht, want hij moet nu elke dag naar school fietsen.


Hoofdzin 1: De jongen heeft een fiets gekocht.

Hoofdzin 2: Hij moet nu elke dag naar school fietsen.

Slide 4 - Diapositive

Onderschikkend voegwoord

Een onderschikkend voegwoord verbindt een hoofdzin aan een bijzin.


wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…

Slide 5 - Diapositive

De jongen gaat naar een cursus, zodat hij nieuwe dingen kan leren.

Hoofdzin: De jongen gaat naar een cursus.

Bijzin: ... hij nieuwe dingen kan leren.

Slide 6 - Diapositive

In dat café kom ik graag, omdat ik daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 7 - Quiz

De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 8 - Quiz

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 9 - Quiz

Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 10 - Quiz

Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 11 - Quiz

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 12 - Quiz

De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 13 - Quiz

Het heeft hard geregend, waardoor er
overal plassen liggen.

A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 14 - Quiz

Ik was de groenten, terwijl zij het vlees bakt.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 15 - Quiz