Oefentoets

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welk voorbeeld is juist?

1. la ville
2. le madame
3. des ordinateur
4. un fenêtre

Het woordje les... (meerdere mogelijkheden)

1. is meervoud
2. is enkelvoud
3. heeft geen vertaling in het Nederlands
4. slaat terug op een zelfstandig naamwoord

Maak een zinnetje met de volgende woorden:
madame & robe

Welk voorbeeld is juist?

1. la chien
2. une chat
3. un lit
4. la bureau

Welke twee betekenissen hebben de woorden Le, la, l' en les in het NL?

1. een
2. het
3. de
4. hij

Het woordje 'eau' .... (meerdere mogelijkheden)

1. is mannelijk
2. is vrouwelijk
3. begint met een klinker
4. begint met een stomme h

Welke drie vormen van het bezittelijk vnw. gebruik ik in het meervoud?

1. mon, tes, sa
2. mon, ton, son
3. mes, tes, ses
4. ma, ta, sa

Maak een zin met de volgende woorden en gebruik het bez. vnw. :
pantalon & noir

Vrai ou faux?
Maison is een vrouwelijk woord. Een goede zin is dus: Mon maison est grand.

1. Vrai
2. Faux

"Oui, c'est une belle chambre.
C'est __?__ chambre, Pauline?"

1. ma
2. son
3. tes
4. ta

Wanneer vrouwelijke zelfstandige naamwoorden beginnen met een klinker of een stomme h, gebruik je in het Frans....

1. de vrouwelijke vorm(en) van het bez. vnw.
2. de mannelijke vorm(en) van het bez. vnw.
3. het meervoud van het bez. vnw.
4. de speciale vorm van het bez. vnw.

"Le petit cochon porte un T-shirt.
C'est __?__ T-shirt."

1. mon
2. ta
3. son
4. sa

Vrai ou Faux?

Er is sprake van een klinkerbotsing bij de zin:
''Ma amie est contente.''

1. Vrai
2. Faux

Met welk(e) woord(en) maak je in het Frans een ontkenning?

Waar zet je ne ... pas omheen?

1. om de persoonsvorm heen
2. om het onderwerp van de zin
3. dat maakt niet uit
4. aan het eind van de zin

Noem een voorbeeld van een persoonsvorm in het Frans en maak er een ontkenning van.

Welke zin is juist als je de volgende zin ontkennend maakt? :

Nancy habite à Québec.

1. Nancy ne habite à Québec.
2. Nancy habite pas à Québec.
3. Nancy ne habite pas à Québec.
4. Nancy n'habite pas à Québec.

Welke zin is juist als je de volgende zin ontkennend maakt? :
"Petit cochon, je veux entrer!"

1. Petit cochon, je veux n'entrer pas!
2. Petit cochon, je ne veux pas entrer!
3. "Petit cochon, je n'veux pas entrer!"
4. Petit cochon, je ne veux entrer pas!

Welke letter of letters komen er bij de standaard vorm van een bijvoeglijk naamwoord achter, wanneer het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud is?

1. s
2. ses
3. e
4. es

Maak een zinnetje met de volgende woorden:

fille + méchant

Est-ce que le garçon est grand ou grande?

Le cochon est petit.

Le cochon est petite.

La maison est bleu.

La maison est bleue.

Milou et son amie sont très fous.

Milou et son amie sont très folles.

Welke twee kleuren zijn invariabel?

1. orange
2. rouge
3. gris
4. marron

Section F:

Elle lit __?___

1. les deux
2. un livre
3. une feuille de papier
4. la bouche

Section G:
La fille a une ____?____

1. frère
2. soeur
3. chien
4. chat

Quizlets Section E t/m J

Section E - https://quizlet.com/_40trc7?x=1jqt&i=3fgeel 

Section F - https://quizlet.com/_40ts1q?x=1jqt&i=3fgeel 

Section G - https://quizlet.com/_8fezw0?x=1jqt&i=3fgeel 

Section H - https://quizlet.com/_8fezsr?x=1jqt&i=3fgeel 

Section I - https://quizlet.com/_8ff29j?x=1jqt&i=3fgeel 

Section J - https://quizlet.com/_7mlqmt?x=1jqt&i=3fgeel 

Évaluation