Basis 1 Bloed thema 6

Basisstof 1: BLOED. 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Basisstof 1: BLOED. 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn functies van bloed?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel pakken melk (1L) bloed zit er ongeveer in je lichaam.
A
B
C

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat bloed? 
Bloed bestaat uit:
  1. Bloedplasma (55%)
  2. Bloedcellen & bloedplaatjes (45%)
Als bloed 'bezinkt' splitst het zich. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doet je bloed.
Bloed brengt stoffen van de ene plek naar de andere in je lichaam. 
Bijvoorbeeld:
  1. Zuurstof & Koolstofdioxide.
  2. Voedingstoffen & afvalstoffen. 
  3. Verspreid warmte. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ontstaat er in je cellen na verbranding en wordt afgevoerd via je bloed?
A
Zuurstof
B
Voedingsstoffen
C
Koolstofdioxide
D
Vitamine

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is verteerd in je darmen en komt in je bloed en wordt naar alle cellen in je lichaam gebracht?
A
Zuurstof
B
Voedingsstoffen
C
Koolstofdioxide
D
Vitamine

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

We gaan nu kijken naar bloedplasma, dit het doorzichtige gedeelte van bezonken bloed. het bestaat voor het grootste gedeelte uit water. Hierin zijn een aantal stoffen opgelost. Je kan het een beetje vergelijken met thee, een hoop water met wat andere stofjes er in. 7% daarvan zijn plasma eiwitten. Je moet er hier 1 van kennen. Dit is firbogeen en deze helpt als je een wondje hebt om te zorgen dat het dichtgaat. 

Dan zijn er nog opgeloste stoffen in het bloedplasma. Dit kunnen een aantal verschillende dingen zijn. zoals antistoffen, enzymen, voedingstoffen en afvalstoffen. Belangrijk is dat je weet dat voedingsstoffen uit je voeding komen (glucose, vetten, vitamine etc.) en afvalstoffen ontstaan bij verbranding dus dit is koolstofdioxide. 
Bloedplasma
Bloedplasma bestaat uit:
  1. Plasma- eiwitten (7%) 
  2. Water (91%)
  3. Opgeloste stoffen (2%)
o.a
Hormonen, antistoffen, enzymen, voedingsstoffen, afvalstoffen.
Fibrogeen
een plasma-eiwit dat zorgt voor bloedstolling, bijvoorbeeld als je een wondje hebt. 
onder andere, vetten, eiwitten, mineralen koolhydraten
Koolstofdioxide

Slide 10 - Diapositive

We gaan nu kijken naar bloedplasma, dit het doorzichtige gedeelte van bezonken bloed. het bestaat voor het grootste gedeelte uit water. Hierin zijn een aantal stoffen opgelost. Je kan het een beetje vergelijken met thee, een hoop water met wat andere stofjes er in. 7% daarvan zijn plasma eiwitten. Je moet er hier 1 van kennen. Dit is firbogeen en deze helpt als je een wondje hebt om te zorgen dat het dichtgaat. 

Dan zijn er nog opgeloste stoffen in het bloedplasma. Dit kunnen een aantal verschillende dingen zijn. zoals antistoffen, enzymen, voedingstoffen en afvalstoffen. Belangrijk is dat je weet dat voedingsstoffen uit je voeding komen (glucose, vetten, vitamine etc.) en afvalstoffen ontstaan bij verbranding dus dit is koolstofdioxide. 
Bloedcellen
  • Rode bloedcellen 
  • Witte bloedcellen 
  • Bloedplaatjes


herken de vorm van de bloedcellen en leer hun taak

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontstaan bloedcellen
Er zijn 3 soorten 'bloedcellen':
- Rode bloedcellen
- Witte bloedcellen
- Bloedplaatjes


worden gemaakt in het rode beenmerg van platte botten en gewrichten

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rode bloedcellen
  1. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. 
  2. Rode bloedcellen zijn gemaakt van hemoglobine.
  3. Rode bloedcellen hebben geen celkern
  4. Rode bloedcellen ontstaan uit stamcellen deze worden gemaakt in het beenmerg (andere bloedcellen ook.) 
  5. 1 druppelbloed bevat 5 miljoen bloedcellen

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Witte bloedcellen
  1. Per druppel ongeveer 7000 witte bloedcellen.
  2. Hebben geen vaste vorm en kunnen daardoor door de wanden van de bloedvaten.
  3. Bestrijden ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen.
  4. Als ze veel bacteriën en virussen doden ontstaat er pus of etter.



Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedplaatjes
  1. Bloedplaatjes zijn geen bloedcellen maar stukjes daarvan. 
  2. Bloedplaatjes hebben geen celkern.
  3. Ongeveer 300.000 per druppel
  4. Ze kleven aan beschadigde bloedvaten, en activeren dan fibrogeen. Fibrinogeen wordt dan  fibrine. Dit maakt draden waardoor als het droogt een korstje ontstaat.



Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplaatjes

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat maakt rode bloedcellen bijzonder?
A
Ze ontstaan in de hersenen.
B
Ze vervoeren koolstofdioxide.
C
Ze zijn gemaakt van glucose.
D
Ze hebben geen celkern

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom hebben Witte bloedcellen geen vaste vorm?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 19 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke delen van het bloed gaan actief worden als er een wondje ontstaat?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Fibrinogeen zal je vooral vinden in combinatie met:
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Hemoglobine
D
Bloedplaatjes

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn fibrinedraden?
A
Deze klonteren samen op de kapotte plek.
B
Deze vormen een soort net op de kapotte plek.
C
Deze ontdekken de kapotte plek.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste volgorde bij bloedstolling?

1-Er vormt zich een netwerk van draden
2-Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine
3-Uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij
A
1-2-3
B
2-3-1
C
3-1-2
D
3-2-1

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag. 
Je kunt nu basisstof 1 alle opdrachten maken. Kom aan het einde les terug voor de herhalingsvragen. 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Exitvragen
Kun je deze vragen goed beantwoorden, dan heb je het leerdoel gehaald. Deze vragen maak je als je B1 af hebt of in de laatste 5 min. 
Leerdoel:
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Laag A in de
reageerbuis, bevat
A
Bloedplasma
B
Bloedplasma en bloedplaatjes
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rood beenmerg bevindt zich ook in de
A
onregelmatige beenderen
B
het middenstuk van de pijpbeenderen
C
de platte beenderen

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk plaats in dit bot zit rood beenmerg?
A
A
B
B
C
D
D
E

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt er in rood beenmerg gemaakt?
A
rode, witte bloedcellen en bloedplaatjes
B
bloedplaatjes en witte bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
rode bloedcellen

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij hebt een oorontsteking. Welk bloedonderdeel moet actief worden?
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat heb je nodig om bloed te laten stollen.
A
Witte bloedcellen en bloedplaatjes
B
Witte bloedcellen en fibrinogeen
C
Bloedplaatjes en fibrinogeen
D
Rode bloedcellen en fibrinogeen

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bloedcellen hebben geen celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bloedcellen bevatten hemoglobine
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is het deel van het bloed wat bestaat uit vooral water, met daarin eiwitten en opgeloste stoffen
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Barry doet veel aan sport. Zo is hij gewend om zeker eenmaal in de week 10 à 15
kilometer hard te lopen.
Een dag nadat hij bloed heeft gegeven, gaat hij 15 kilometer hardlopen. Hij wordt echter
sneller moe dan wanneer hij geen bloed heeft gegeven.
Dit wordt veroorzaakt door een gebrek aan rode bloedcellen.
Æ Leg uit waardoor een gebrek aan rode bloedcellen tot gevolg heeft dat Barry sneller
moe wordt.

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand heeft bloedarmoede, wat is er aan de hand?
Deze persoon heeft
A
te weinig bloed
B
een tekort aan ijzer
C
een tekort aan hemoglobine
D
een tekort aan hemoglobine door ijzergebrek

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel bloed heeft een gemiddeld mens ongeveer?

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb wat aan deze les gehad.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ging deze basisstof?
Goed
Super
Het is lastig
Te moeilijk, ik wil hier meer uitleg over

Slide 40 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions