oefentoets Assisteren in de gezondheidszorg beroepen, werkvelden, werkomgeving, thuiszorgmiddelen, zorgtechnologie en mondzorg.

• Assisteren in de gezondheidszorg
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 3,4

oefentoets Assisteren in de gezondheidszorg beroepen, werkvelden, werkomgeving, thuiszorgmiddelen, zorgtechnologie en mondzorg.

In welke categorie valt 'de koelkast ontdooien en schoonmaken'.

1. Dagelijkse werkzaamheden
2. Wekelijkse werkzaamheden
3. Periodieke werkzaamheden
4. Jaarlijkse werkzaamheden

om alle micro-organismen te doden moet je.....

1. reinigen
2. huishoudelijk schoonmaken
3. desinfecteren
4. steriliseren

Welke beweringen zijn waar?

1. Desinfecteren is hetzelfde als ontsmetten.

2. Bij reinigen worden micro-organismen gedood.

1. Alleen bewering 1
2. Alleen bewering 2
3. Beide beweringen zijn waar
4. Beide beweringen zijn niet waar

Wat is een goed hulpmiddel voor mensen die moeite hebben om in bad te stappen?

1. Looprek
2. Rollator
3. Opstaphulp
4. Rolstoel

Wat is een voorbeeld van domotica in de badkamer?

1. Een douchestoel
2. Een steungreep naast het toilet
3. Een toilet dat automatisch doorspoelt
4. Een verhoogd toilet

Op welke manier wordt een stethoscoop die alleen in contact is geweest met intacte huid schoongemaakt?

1. Chemisch desinfecteren
2. Reinigen
3. Steriliseren
4. Thermisch desinfecteren

Welke taak mag je als tandartsassistente zelfstandig uitvoeren?

1. Boren in de tand van een cliënt
2. Speeksel afzuigen bij een cliënt
3. Gaatjes vullen bij een cliënt
4. Een beugel plaatsen bij een cliënt

Stelling: Reinigen is het verminderen van het aantal micro-organismen?

1. Juist
2. Onjuist

Welke maatregel helpt bij valpreventie van ouderen?

1. Minder vaak douchen
2. Geen losse kleedjes op de grond
3. Een alarmsysteem plaatsen
4. Eten bestellen bij tafeltje-dekje

het doden van alle micro organismen noem je

1. reinigen
2. desinfecteren
3. steriliseren

Wat is een specialist?

1. Een arts die gespecialiseerd is in 1 onderdeel van de geneeskunde
2. Een arts die gespecialiseerd is in verschillende onderdelen van de geneeskunde
3. Een arts die het aanspreekpunt is voor cliënten
4. Een arts die nieuwe informatie invoert en zorgt dat de dossiers op een vaste plek liggen

Wat is een voorbeeld van autonome monitoring?

1. Intercom met scherm
2. Sensoren in huis die activiteiten registreren
3. Whatsappjes van het verpleeghuis over je vader
4. Robot Naom

Voorbeelden van persoonlijke hygiëne zijn:

1. Gebruik bij sommige handelingen handschoenen
2. Draag geen sieraden
3. Steek lang haar op
4. Lange nagels zijn toegestaan in de zorg

Wat is fifo?

1. Schoonmaakmiddel
2. Winkelwagens verrijden
3. De vakken vullen
4. Wat het eerste komt, gaat er als eerste uit

Gebruik maken van automatisering/ elektronische aanpassingen in en om het huis

1. Robotica
2. Domitca
3. E-health
4. Elektronisch patiënten dossier

Hoe noemen wij het dossier waarin dokter of therapeut informatie kan uitwisselen?

1. Elektronische dossiers
2. E-buy
3. E-Health
4. Telemonitoring

Wie is het aanspreekpunt voor de specialist en de cliënten?

1. Apothekersassistente
2. Assistente consultatiebureau
3. Medische secretaresse
4. Tandartsassistente

Als doktersassistent zorg je voor:

1. Afspraken en neem je de telefoon op
2. Verricht je grote medische handelingen
3. Verrichten kleine medische handelingen
4. De wachtruimte netjes houden

Wat is E-Health?

1. een dokter op afstand
2. een gezondheidstest
3. gezondheid ondersteunen via internet
4. electrische bloeddrukmeter

Domotica is:

1. Zorgtechnologie
2. Huisaanpassingen
3. Huis automatisering
4. Zorgautomatisering

Wat hoort niet bij persoonlijke hygiëne?

1. Haren vast, nagels verzorgd.
2. Sieraden af en persoonlijke spullen in de kluis.
3. Witte kokskleding en zwarte kleding in de bediening.
4. Frisse lichaamsgeur en niet te veel make up.

Welk van de stellingen is juist?
1 Als assistent consultatiebureau houd je de groei en ontwikkeling van het kind in de gaten.
2 als assistent consultatiebureau weeg je het kindje, je meet de lengte en de omvang van het hoofdje

1. Alleen stelling 1
2. Alleen stelling 2
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

Welk transportmiddel gebruik je voor het vervoeren van een zware doos?

1. Laadkar
2. Rolcontainer
3. Steekwagen
4. Tafelwagen