3.1 Energiebronnen

3.1  Energiebronnen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.1  Energiebronnen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
3.1.1 Je kunt uitleggen wat een energiebron is.
3.1.2 Je kunt zes energiebronnen beschrijven.
3.1.3 Je kunt kenmerken van energiebronnen benoemen.
3.1.4 Je kunt de ideale energiebron beschrijven.
3.1.5 Je kunt vier kenmerken van de energietransitie benoemen.

Slide 2 - Diapositive

voorkennis
In Nederland is veel discussie over energiebronnen. De overheid wil het gebruik van aardgas sterk verminderen. Duurzame energiebronnen, zoals wind en zon, moeten een groter aandeel krijgen. Niet iedereen is daar blij mee, want elke energiebron heeft behalve voordelen ook nadelen.

Slide 3 - Diapositive

Wat is een energiebron?
Alles wat een bruikbare soort energie kan leveren, noem je een energiebron. In een energiebron is een soort energie opgeslagen die een energieomzetter kan gebruiken:
• Een zonnecel kan de stralingsenergie van zonlicht gebruiken.
• Een windmolen kan de bewegingsenergie van stromende lucht gebruiken.
• Een gasfornuis kan de chemische energie van aardgas gebruiken.
Zonlicht, wind en aardgas zijn dus voorbeelden van energiebronnen: het zijn leveranciers van een bruikbare soort energie.
Wat is een energiebron?
Alles wat een bruikbare soort energie kan leveren, noem je een energiebron. In een energiebron is een soort energie opgeslagen die een energieomzetter kan gebruiken:
• Een zonnecel kan de stralingsenergie van zonlicht gebruiken.
• Een windmolen kan de bewegingsenergie van stromende lucht gebruiken.
• Een gasfornuis kan de chemische energie van aardgas gebruiken.
Zonlicht, wind en aardgas zijn dus voorbeelden van energiebronnen: het zijn leveranciers van een bruikbare soort energie.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Fossiele brandstoffen
Dit zijn chemische brandstoffen als  steenkool, aargas, aardolie, bruinkool.

Voordelen; makkelijk en goedkoop te winnnen
Nadelen; versterkt broeikaseffect, vervuilde lucht, raakt op.

Slide 6 - Diapositive

Biomassa
Energie uit dieren of plantenresten; mest, maïs, houtsnippers, gft.

Voordeel: Co2 neutraal als je b.v. weer nieuwe bomen plant.
Nadeel; dit gebeurt vaak niet.
Hout verbranden stinkt en voedsel verbranden is zonde.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Zonne-energie
Stralingsenergie v.d. zon wordt in elektrische energie omgezet.
Dit kan bij zonnepanelen of bij een zonnecollector (zonneboiler)

Voordelen;  snel terug verdiend (c.a. 8 jaar)
Nadelen; de zon schijnt niet altijd

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Diapositive

Aardwarmte
Warmte uit de aarde wordt gebruikt voor verhitting huizen, douchen,

Voordeel: duurzaam, (geen CO2 uitstoot, raakt niet  snel op) 
Nadeel: duur

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Windenergie
Bewegingsenergie van de wind wordt omgezet in elektrische energie.

Voordelen;  geen CO2 uitstoot 
Nadelen; lelijk, volgels gaan dood, duur, onderhoud in zee is lastig , er is niet altijd genoeg wind.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

De ideale energiebron is onuitputtelijk, altijd beschikbaar, milieuvriendelijk en goedkoop. Maar de ideale energiebron bestaat niet. Fossiele brandstoffen zijn niet onuitputtelijk. Wind en zon zijn niet altijd beschikbaar. En welke soort energiebron je ook gebruikt, nadelen voor het milieu en hoge kosten zijn er altijd.  

Slide 17 - Diapositive

Aardgas werd eerst gezien als een ideale energiebron, omdat bij de verbranding van aardgas alleen waterdamp en koolstofdioxide ontstaan. Koolstofdioxide is reukloos en niet giftig, en werd daarom als onschadelijk beschouwd. Pas later ontstond het besef dat koolstofdioxide een schadelijk broeikasgas is en een bedreiging voor het klimaat vormt. Nu worden vooral de nadelen van aardgas benadrukt. De Nederlandse regering wil zo snel mogelijk ‘van het gas af’ en overschakelen op andere, ‘klimaatneutrale’  energiebronnen. Dit wordt de energietransitie genoemd. Er moet een nieuw energiesysteem komen met de volgende vier kenmerken:

Slide 18 - Diapositive

Er moet een nieuw energiesysteem komen met de volgende vier kenmerken:

1 Fossiele brandstoffen vervangen

Fossiele brandstoffen zijn bijna volledig vervangen door duurzame energiebronnen, zoals wind en zon. Energiecentrales zijn gesloten of draaien op biomassa en de meeste voertuigen rijden op elektromotoren. Huizen worden verwarmd door warmtepompen of met aardwarmte of met restwarmte van de industrie.


Slide 19 - Diapositive

2 Gebruik van energie beperken


Het gebruik van energie is zoveel mogelijk beperkt. Gebouwen zijn goed geïsoleerd en apparaten zijn efficiënt, zoals ledlampen en energiezuinige stofzuigers en koelkasten. Ook de bewustwording bij mensen om zuinig te zijn met energie (minder lang douchen, apparaten niet in de stand-bystand laten staan) draagt hieraan bij.

Slide 20 - Diapositive

3 Energie opslaan

Er zijn mogelijkheden om op een efficiënte manier grote hoeveelheden energie op te slaan. De energiebronnen wind en zon zijn immers niet regelmatig beschikbaar. Voorbeelden hiervan zijn opslag in grote accu’s of in de vorm van waterstofgas.

Slide 21 - Diapositive

4 Energie lokaal produceren

De energievoorziening is meer lokaal geregeld. De energie wordt bijvoorbeeld opgewekt door zonnepanelen op daken van gebouwen en door kleine windturbineparken verspreid over het land. Grote energiecentrales zijn minder belangrijk.

Slide 22 - Diapositive

Belang lesdoel
Iedereen krijgt met alternatieve energiebronen te maken.

Makkelijker kiezen voor de juiste energiebron thuis.

Begrijpen dat het voor iedereen van belang is zuinig om te gaan met energie i.v.m. het broeikaseffect.

Slide 23 - Diapositive

Controlevragen
Noteer vier energiebronnen en noteer van elk een voor-en nadeel.

Slide 24 - Diapositive

Controlevragen
Noem drie fossiele brandstoffen.


Slide 25 - Diapositive

Controlevragen
Leg uit of jij voor of tegen het gebruik van biomassa centrales bent om stroom op te wekken.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive