Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4 - communicatie

Grammatica 
- indirecte rede
- om ... te + infinitief
- verwijzen

Woordenschat
- telefoneren
- synoniemen
- kijkwijzer
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4 - communicatie

Grammatica 
- indirecte rede
- om ... te + infinitief
- verwijzen

Woordenschat
- telefoneren
- synoniemen
- kijkwijzer

Slide 1 - Diapositive

Zij zegt: 'Ik eet morgen thuis'.
Zij zegt dat ze morgen thuis eet.
Directe rede = quote / citaat
Indirecte rede -> dat...
mededeling

Slide 2 - Diapositive

Ze vraagt of je bij ons komt eten.
Ze vraagt wanneer je bij ons komt eten.
vraag
gesloten vraag -> of...
Kom je bij ons eten?
open vraag  
(wie, wat, waarom, wanneer enz.)
Wanneer kom je bij ons eten?
onzekerheid -> of...
Ik probeer, vraag, wil weten
of
Ik kijk even of het boek op voorraad is.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk
blz. 89 oef. 5

blz. 92 oef. 8

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive



Taaltempo 19 - indirecte rede (A)

Slide 8 - Diapositive

aan de hand van
in kaart brengen
betrokken zijn bij
betrappen
maatregel
afdwalen
schakelen
tegellijk
terecht
namelijk
de boete

Slide 9 - Diapositive

te + infinitief
mogen, willen, kunnen, moeten, zullen, gaan, laten, blijven, komen, zien, horen
hoeven, durven, vragen, proberen, beloven, beginnen, besluiten, hopen, verwachten, vergeten, lopen, zitten, liggen, staan
Hij probeert Nederlands te spreken.
Vandaag hoeft ze niet te werken.
Zit jij je huiswerk te maken?
Wie staat er voor de deur te wachten?
Hij mag alleen nog  Nederlands spreken.
Vandaag wil ze niet werken.
Ga jij je huiswerk maken?
Wie blijft er voor de deur wachten?

Slide 10 - Diapositive

om te + infinitief
doel
Ik kom hier om te leren. 
Ik zet de radio harder om het weerbericht te horen.
extra informatie over 
adjectief 
of 
substantief
Waarom kom ik hier?
doel: om te leren 

Waarom zet ik de radio harder 
doel: om het weerbericht te horen.
Ik heb een goede fiets om grote afstanden mee te rijden.

Ik vind het leuk om je weer te zien.
opdracht 13 en 14

Slide 11 - Diapositive

te + infinitief
in zinnen met meer werkwoorden 
Subject - PV - rest - infinitief: Jij wilt iets leren.
Subject - PV - rest - te + infinitief: Jij hoopt iets te leren.


mogen, willen, kunnen, moeten, zullen, gaan, laten, blijven, komen, zien, horen
zonder 'te'

hoeven, durven, vragen, proberen, beloven, beginnen, besluiten, hopen, verwachten, vergeten, zitten 
met 'te'

Slide 12 - Diapositive

om te + infinitief

Slide 13 - Diapositive

om te + infinitief
doel
extra informatie over substantief 
extra informatie over adjectief

Slide 14 - Diapositive

om te + infinitief
doel
extra informatie over substantief 
extra informatie over adjectief


Ik kom hier om te leren. 
Ik zet de radio harder om het weerbericht te horen.
doel

Slide 15 - Diapositive

om te + infinitief
doel
extra informatie over substantief 
extra informatie over adjectief


Ik kom hier om te leren. 
Ik zet de radio harder om het weerbericht te horen.
doel


Ik heb zin om naar buiten te gaan. 
Ze heeft geen tijd om te kletsen. 
extra informatie over substantief 

Slide 16 - Diapositive

om te + infinitief


Ik heb zin om naar buiten te gaan. 
Ze heeft geen tijd om te kletsen. 


Fijn om te horen! Leuk om te zien.
Die stad is gezellig om doorheen te lopen.


Ik kom hier om te leren. 
Ik zet de radio harder om het weerbericht te horen.


Het is een prima tafel om aan te werken.  
Problemen zijn lastig om op te lossen
doel
extra informatie over substantief 
extra informatie over adjectief
doel
extra informatie over substantief 
extra informatie over adjectief

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk
blz. 260, oef. 24
blz. 261, oef. 25
onregelmatige werkwoorden b

Slide 18 - Diapositive



Taaltempo 19 - indirecte rede (B)

Slide 19 - Diapositive

En? Wat vinden jullie ervan?

Slide 20 - Diapositive

Wat bedoelt de schrijfster met het?
Lees de vragen
Lees de tekst
beantwoord de vragen

Slide 21 - Diapositive

Wat bedoelt de schrijfster met het?
Lees de vragen
Lees de tekst
beantwoord de vragen

Slide 22 - Diapositive

personaal pronomen
opdracht 20

Slide 23 - Diapositive



Taaltempo 18 - verwijzen (1) A+B

Slide 25 - Diapositive

overbodig
angstaanjagend
grof taalgebruik
in één oogopslag
onschuldig
vertekend beeld
op prijs stellen
inbreker
uitvoerig
aanranden
bewapenen
in hoge mate
1 g
2 f
3 h
4 a
5 d
6 c
7 e
8 b

Slide 26 - Diapositive

Huiswerk
Grammaticabijlage
oefening 41 en 42

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden b

Slide 30 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden d, e en f

Slide 31 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden g en h

Slide 32 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden k en l

Slide 33 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden m, n, o en p
(a - p)

Slide 34 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden r en s

Slide 35 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden t en v

Slide 36 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden  w en z

Slide 37 - Diapositive