6.3 Warmtetransport

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

H6 warmte

6.3 Warmtetransport

Lesplanning

• Start opdracht 6.2
• Leerdoelen 6.3
• Demo
• Lezen en uitleg 6.3
• Afsluitende opdracht
• Aan de slag 

Start opdracht

Sascha verbrandt dieselolie in een brander. Ze verbruikt 50 mL dieselolie. Peter verbrandt benzine. 

Hoeveel mL benzine moet Peter verbranden om dezelfde hoeveelheid warmte te produceren als Sascha? 

Verbrandingswarmte dieselolie = 36 x 10^6 J/L

Verbrandingswarmte benzine= 33 x 10^6 J/L

Tip! Bereken eerst hoeveel warmte er vrij komt bij het verbranden van 50 mL dieselolie. 

Uitwerking

Sascha verbruikt 50 mL -> 0,050 L

Hierbij komt dus 0,050 x 36 x10^6 = 1,8 x 10 ^6 aan warmte bij vrij. 

Peter krijgt per liter 33x 10^6 J/L aan warmte. 

33 x 10^6 J	1 x 10^6 J	1,8 x 10^6 J	1,8 x 10^6 J
1 L	0,03 L	0,0545 L	54,5 mL

Leerdoelen 6.3

6.3.1 Je kunt drie vormen van warmtetransport noemen en de verschillen toelichten.

6.3.2 Je kunt met voorbeelden toelichten hoe warmte wordt vervoerd door geleiding.

6.3.3 Je kunt drie voorbeelden geven van goede en drie van slechte warmtegeleiders.

6.3.4 Je kunt met voorbeelden toelichten hoe warmte wordt vervoerd door stroming.

6.3.5 Je kunt met voorbeelden toelichten hoe warmte wordt vervoerd door straling.

6.3.6 Je kunt uitleggen welke voorwerpen straling goed absorberen en welke niet.

Wat zien we? 

Lezen

Lees 6.3. 
Deze paragraaf gaat over 3 soorten warmtetransport. 

Welke 3 zijn er?
Geef voor elke vorm een voorbeeld. 

H6.3 warmtetransport

- Stroming

- Straling

- Geleiding

Warmte stroomt:

hoge temperatuur --> lage temperatuur

Stroming

Warme lucht zet uit, 

is lichter dan koude 

lucht en stijgt op.

Tussenstof:

Lucht, vloeistof

          Straling 

Geen tussenstof nodig bij straling

Geleiding

Tussenstof: vast stof

Geleiders: (metalen)

Staal, aluminium, koper

Slechte geleiders:

Hout, plastic, 

lucht, piepschuim

Absorberen of weerkaatsen

Afsluitende opdracht

Noteer de juiste antwoorden.

 Metalen zijn goede / matige / slechte warmtegeleiders.

 Hoe groter het warmteverschil, des te meer / minder warmte er wordt getransporteerd.

 

Aan de slag

Alle lesstof is behandeld!

Lees 6.3 zelf door. Maak de opgaves: 

1, 4, 5, 7 en 9

Maak ook de test jezelf van paragraaf 1, 2 en 3