Pallas les 13 Aci en aanwijzende vnw'en

Pallas 13 - Aci
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Pallas 13 - Aci

Slide 1 - Diapositive

Het Nederlands
In het Nederlands komt de Accusativus cum infinitivo, oftewel Aci, voor alleen niet zo vaak. Wij gebruiken liever een "dat-(bij)zin". De betekenis van de onderstaande zinnen is hetzelfde.

Ik zie hem op het schoolplein staan. = Ik zie dat hij op het schoolplein staat.


Slide 2 - Diapositive

Het Grieks: wanneer een Aci?
In het Latijn en Grieks wordt de Aci-constructie vaak gebruikt. Je kunt een Aci verwachten achter werkwoorden met de volgende betekenissen:
a. "zeggen, mededelen" (spreken, uiten), bv. λέγω, γράφω;
b. "zien, menen, weten, hopen" (waarnemen, denken), bv. ἀκούω;
c. (alleen Latijn) “blij/kwaad zijn, voelen” (emoties);
d. na onpersoonlijke uitdrukkingen, bijv. δεῖ, χρῆ.

Slide 3 - Diapositive

Van Grieks naar Nederlands
Meestal kunnen we de Aci niet letterlijk vertalen en maar zetten we deze constructie om naar een zin, ingeleid door de schakel "dat" . In de "dat"-(bij)zin wordt de accusativus van de Aci het onderwerp en de infinitivus het gezegde. De tijd van het gezegde in de "dat"-(bij)zin past zich aan de tijd van de persoonsvorm in de hoofdzin aan. Beide staan of in een tegenwoordige tijd of in een verleden tijd. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is de juiste vertaling van:
Γιγνώσκω τὸν Αἴαντα κρείττονα εἶναι.
A
Wij begrijpen Ajax sterker te zijn.
B
Ik begrijp Ajax sterker te zijn.
C
Wij begrijpen dat Ajax sterker is.
D
Ik begrijp dat Ajax sterker is.

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
Κρίνετε τὸν Ὀδυσσεά βουλὰς βέλτιστα ἔχειν.
A
Jullie oordelen dat Odysseus betere plannen heeft.
B
Jullie oordelen dat Odysseus zeer goede plannen heeft.
C
Jullie oordelen dat Odysseus betere plannen had.
D
Jullie oordelen dat Odysseus zeer goede plannen had.

Slide 6 - Quiz

Stappenplan Aci
a. Vertaal de hoofdzin tot de accusativus van de Aci;
b. Begin je Aci te vertalen door de schakel "dat" toe te voegen;
c. Maak de accusativus het onderwerp van de "dat"-zin;
d. Maak de infinitivus het gezegde van de "dat"-zin;
e. Vertaal de andere woorden binnen de Aci;
f. Pas de tijd van het gezegde in de "dat"-zin aan de persoonsvorm van de hoofdzin aan.

Slide 7 - Diapositive

Aci met inf. praesens
(stap f)
Λέγει τὸ τέκνον πίπτειν.
= Hij zegt dat het kind valt.

Ἔλεγε τὸ τέκνον πίπτειν.
= Hij zei dat het kind viel.

Slide 8 - Diapositive

Aci met inf. aoristus
(stap f)
Ὅρᾳ τὸ τέκνον πεσεῖν.
= Hij ziet dat het kind gevallen is.

Εἴδε τὸ τέκνον πεσεῖν πίπτειν.
= Hij zag dat het kind gevallen was.

Slide 9 - Diapositive

Wat is de juiste vertaling van:
Λέγεις τοὺς πολεμίους τὴν γῆν βλάπτειν.
A
Jij zegt dat de vijanden het land benadelen.
B
Jij zei dat de vijanden het land benadelen.
C
Jij zei dat de vijanden het land benadeelden.
D
Jij zegt dat de vijanden het land benadeelden.

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
Εἶπες τοὺς πολεμίους τὴν γῆν βλάπτειν.
A
Jij zegt dat de vijanden het land benadelen.
B
Jij zei dat de vijanden het land benadelen.
C
Jij zei dat de vijanden het land benadeelden.
D
Jij zegt dat de vijanden het land benadeelden.

Slide 11 - Quiz

Let op! (1)
- Een Aci is vaak een gesloten woordgroep. Dat betekent dat de Aci begint bij de acc. en eindigt bij de inf. Alles wat daartussen staat, hoort bij de Aci en alles wat er niet tussen staat, hoort NIET bij de Aci.
- Maak van de woorden van de Aci ,dus vanaf de acc. t/m de inf., een goed lopende Nederlandse zin. Soms moet je daarvoor de woordvolgorde van het Grieks veranderen.

Slide 12 - Diapositive

Let op! (2)
In een Aci staat een acc. die je onderwerp van de "dat"-zin maakt, dit heet de subjectsaccusativus. Er kan een tweede acc.  in de Aci staan, die lijdend voorwerp binnen de Aci is. Dit noem je de  objectsaccusativus. De acc. die het meest vooraan staan in de Aci is normaalgesproken de subjectsaccusativus.
Λέγεις τοὺς πολεμίους τὴν γῆν βλάπτειν.
Jij zegt dat de vijanden het land benadelen.

Slide 13 - Diapositive

Wat is de subjectsaccusativus?
Δῆλόν ἐστι σὲ τὰς νήσους μάλα φιλεῖν.
A
σέ
B
τὰς νήσους
C
μάλα

Slide 14 - Quiz

Wat is de objectsaccusativus?
Δῆλόν ἐστι σὲ τὰς νήσους μάλα φιλεῖν.
A
σέ
B
τὰς νήσους
C
μάλα
D
Er is geen objectsaccusativus.

Slide 15 - Quiz

Wat is een juiste vertaling van:
Δῆλόν ἐστι σὲ τὰς νήσους μάλα φιλεῖν.
A
Het is duidelijk dat jij de eilanden zeer bemint.
B
Het is duidelijk dat de eilanden jou zeer beminnen.
C
Het is duidelijk dat jij de eilanden zeer beminde.
D
Het is duidelijk dat de eilanden jou zeer beminden.

Slide 16 - Quiz

Wat is de subjectsaccusativus?
Ἤκουσα τὸν ἄγγελον εἰς τὴν νῆσον ἔλθειν.
A
τὸν ἄγγελον
B
τὴν νῆσον

Slide 17 - Quiz

Wat is de objectsaccusativus?
Ἤκουσα τον ἄγγελον εἰς τὴν νῆσον ἔλθειν.
A
τον ἄγγελον
B
τὴν νῆσον
C
Er is geen objectsaccusativus.

Slide 18 - Quiz

Wat is een juiste vertaling van:
Ἤκουσα τον ἄγγελον εἰς τὴν νῆσον ἔλθειν.
A
Ιk hoorde dat de bode naar het eiland kwam.
B
Ik hoorde dat de bode naar het eiland is gekomen.
C
Ik hoor dat de bode naar het eiland komt.
D
Ik hoorde dat de bode naar het eiland was gekomen.

Slide 19 - Quiz

οἱ πολῖται ἐνόμιζον ἡμᾶς τοὺς παῖδας ἀποκτεῖναι
A
de burgers meenden dat wij de kinderen doodden
B
de burgers meenden dat de kinderen ons doodden
C
de burgers meenden dat wij de kinderen doden
D
de burgers meenden dat de kinderen ons doden

Slide 20 - Quiz

aanwijzende vnw'en
In het Grieks zijn er drie verschillende 
posities die je met aanwijzende 
vnw'en kunt aangeven.

1. deze/dit (dichtbij de spreker/ik)
2. deze/dit/die/dat (dichtbij de toehoorder/jij)
3. die/dat (ver verwijderd van de spreker én toehoorder)

Slide 21 - Diapositive

deze/dit = ὅδε
Het aanwijzend vnw om aan te geven dat iets dichtbij de spreker of de ik-persoon is, is ὅδε. Het bestaat uit twee delen, namelijk het lidwoord + δε. De verbuiging is zoals het lidwoord.
Vertaling:
1. (zelfstandig) hij (hier), zij (hier), dit (hier)
2. (bijvoeglijk, dus het congrueert!) deze, dit

Slide 22 - Diapositive

deze/dit/die/dat = οὗτος (1)
Het aanwijzend vnw om aan te geven dat iets dichtbij de toehoorder of jij-persoon is, is οὗτος. Voor de verbuiging gelden twee regels,  (1) in de nom. M en V begint het niet met een τ, in de andere vormen wel en (2) als er een α/η-klank in de uitgang zit dan is de klinker in de stam een αυ,  als er een ο-klank in de uitgang zit dan is de klinker in de stam een ου.
Kijk voor de precieze verbuiging in je lesboek, p. 101.

Slide 23 - Diapositive

deze/dit/die/dat = οὗτος (2)
Vertaling:
1. (zelfstandig) hij (hier/daar), zij (hier/daar); dit (hier), dat (daar)
2. (bijvoeglijk, dus het congrueert!) deze, dit, die, dat

Slide 24 - Diapositive

die/dat = ἐκεῖνος
Het aanwijzend vnw om aan te geven dat iets ver verwijderd is van zowel de spreker als de toehoorder, is ἐκεῖνος. Het kan ook verder weg in de tekst staan. Het wordt verbogen zoals δεινός behalve in de nom. en acc. ev. O, daar is de uitgang -ο  i.p.v. -ον.
Vertaling:
1. (zelfstandig) hij (daar), zij (daar), dat (daar)
2. (bijvoeglijk, dus het congrueert!) die, dat

Slide 25 - Diapositive

Wat is een juiste vertaling van:
τῆσδε σοφίας
A
van die wijsheid
B
van die slimheid
C
van deze slimheid
D
van haar, slimheid

Slide 26 - Quiz

Wat is een juiste vertaling van:
Τῇδε τι λέγω.
A
Ik zeg iets tegen haar hier.
B
Ik zei iets tegen deze.
C
Ik zeg iets tegen haar daar.
D
Ik zeg dit aan haar.

Slide 27 - Quiz

Wat is een juiste vertaling van:
Τούτῳ τάδε ἔλεγον.
A
Zij zeiden die dingen tegen hem hier.
B
Zij zeggen deze dingen tegen hem.
C
Zij zeiden deze dingen tegen haar.
D
Ik zei deze dingen tegen hem.

Slide 28 - Quiz

Wat vond jij van deze uitleg via Lessonup? Graag een TIP en een TOP.

Slide 29 - Question ouverte

Vragen?
Heb je nog vragen, stel die dan nu in de les aan je docent. De chat kan handig zijn omdat andere leerlingen dan ook jouw vraag kunnen nalezen.
Heb je geen vragen (meer), ga dan aan de slag met de door de docent opgegeven stof.

Slide 30 - Diapositive