Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
- Pv tt
- Pv vt
- Voltooid deelwoord
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
- Pv tt
- Pv vt
- Voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Pv tt

Slide 2 - Diapositive


A
Goed
B
Fout - naderdt
C
Fout - nadert

Slide 3 - Quiz

Hij ___ vanavond wat we gaan eten.
A
bepaald
B
bepaaldt
C
bepaalt

Slide 4 - Quiz

___ je zusje morgen 12 jaar?
A
Word
B
Wordt

Slide 5 - Quiz


A
Goed
B
Fout - verkeerdt
C
Fout - verkeert

Slide 6 - Quiz

Pv vt

Slide 7 - Diapositive

Hij ___ (verven) het huis.
A
verfte
B
verfde

Slide 8 - Quiz

Ik ___ (shoppen) niet in de winkelstraat, maar ik ___ (surfen) op internet.
A
shopde - surfde
B
shopte - surfte
C
shopde - surfte
D
shopte - surfde

Slide 9 - Quiz


A
Goed
B
Fout - ontruimten
C
Fout - ontruimden
D
Fout - ontruimde

Slide 10 - Quiz

Hij ___ (melden) dat jouw mening zijn keuze ___ (beïnvloeden).
A
melde - beïnvloede
B
meldde - beïnvloedde
C
melde - beïnvloedde
D
meldde - beïnvloede

Slide 11 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 12 - Diapositive


A
Goed
B
Fout - gemailet
C
Fout - gemailt
D
Fout - gemaild

Slide 13 - Quiz

Ik had ___ (beloven) hem de prijs te geven, maar hij heeft ___ (weigeren).
A
beloofd - geweigerd
B
belooft - geweigert
C
belooft - geweigerd
D
beloofd - geweigert

Slide 14 - Quiz

De kat heeft de bank kapot ___ (krabben) en nu hebben wij een nieuwe bank ___ (aanschaffen).
A
gekrabd - aangeschafd
B
gekrabt - aangeschaft
C
gekrabd - aangeschaft
D
gekrabt - aangeschafd

Slide 15 - Quiz


Er wordt
A
Goed
B
Fout - besteet
C
Fout - besteed

Slide 16 - Quiz