Formeel & informeel, les 2

Welkom bij NED
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij NED

Slide 1 - Diapositive

Wat is informeel taalgebruik?
  • Taal waarbij je tegen iemand 'je' zegt 
      of bij de voornaam noemt. 
  • Informeel taalgebruik is wat losser. 


Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je informeel taalgebruik?
  • Als je tegen iemand praat of naar iemand   schrijft en je tekst over alledaagse dingen    gaat.
  • Bij vrienden, bekenden en leeftijdsgenoten.

Slide 3 - Diapositive

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?
  • Als je tegen iemand praat of naar schrijft die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent.
  • Bij een tekst over zakelijke dingen. 
  • Bij een volwassene, een vreemde of de koning

Slide 5 - Diapositive

Bedenk eens een voorbeeld 
wanneer je formeel en informeel taalgebruik inzet.

Slide 6 - Diapositive

Quiz

Slide 7 - Diapositive

Beste Lianne,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quiz

Deze foto is
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quiz

Geachte heer De Winter,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quiz


Een klasgenoot van de basisschool.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 11 - Quiz

Wat is de betekenis van formeel:
A
Niet officieel
B
Officieel
C
Iets met meel
D
Hoe je je moet gedragen

Slide 12 - Quiz

Deze foto is:
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van informeel?
A
Officieel
B
Hoe je je moet gedragen
C
Niet officieel
D
Hoe je je niet moet gedragen

Slide 14 - Quiz


Een docent.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 15 - Quiz


Een arts in het ziekenhuis.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 16 - Quiz

Wat kies je en waarom?
  1.  Hallo, weet u waar de dierentuin is?  
  2.  Waar is de dierentuin? 
  3.  Mevrouw, mag ik u iets vragen? Kunt u mij vertellen hoe ik bij de dierentuin kom?

Slide 17 - Diapositive

Wat kies je en waarom?
  1. Hey Mark, mag ik nu even de bal? 
  2. Zeg Mark, geef die bal eens! 
  3. Hey Mark mag ik alstublieft nu even met de bal iets aan u laten zien? 

Slide 18 - Diapositive

Wat? Opdracht maken
Hoe? Individueel
Hulp? Vinger opsteken
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? 
                         OPDRACHT               
  • Je schrijft een uitnodiging per email naar een vriend of vriendin over een feestje. Schrijf dit naar het het volgende email-adres: r.pronk@albeda.nl 
  • Gebruik je kennis over                             formele/informele taalgebruik.    
  • hulp nodig? Steek je hand op, dan kom ik helpen.
  • 10 minuten.
Klaar?      Start met het lezen van hoofstuk 4 Schrijven, theorie 4 formeel en informeel taalgebruik
             






timer
10:00

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk
  • Je leest Studiereader Thema 1, hoofdstuk 4 Schrijven. Theorie 4 Formeel in informeel taalgebruik 
  • Je maakt opdrachten 7,8 en 9          

Slide 20 - Diapositive

The End
Fijne week en tot volgende week

Slide 21 - Diapositive