3.8 Spelling start

Sterke en zwakke werkwoorden 
Lesdoel: aan het einde van de les kunnen we sterke en zwakke werkwoorden aanwijzen in een zin 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Sterke en zwakke werkwoorden 
Lesdoel: aan het einde van de les kunnen we sterke en zwakke werkwoorden aanwijzen in een zin 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Het zwakke werkwoord
 verandert NIET van klank in de verleden tijd 

* fietsen -> fietsten
* rennen -> renden
* maken -> maakten 

Slide 3 - Diapositive

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 4 - Carte mentale

Sterke werkwoorden veranderen wèl van klank in de verleden tijd 
lopen - liepen

beginnen - begonnen

brengen - brachten

Slide 5 - Diapositive

Een d of een t 
Wil je weten of een sterk werkwoord op een -d of een -t eindigt? Maak het woord langer, dan hoor je het:
vond of vont? langer maken: vonden
dus: vond
beet of beed? langer maken: beten
dus: beet

Slide 6 - Diapositive

Lopen is een
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 7 - Quiz

Rennen is
A
een sterk werkwoord
B
een zwak werkwoord

Slide 8 - Quiz

Maken:
3.8 Spelling 

opdracht: 1, 3, 4 en 5, 7


Slide 9 - Diapositive

Vertel in je eigen woorden wat het verschil is tussen en sterk werkwoord en een zwak werkwoord...

Slide 10 - Question ouverte

Hoe heb je gewerkt vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage