Les 19 - grammatica woordsoorten

Nederlands 1.8
Grammatica Woordsoorten
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands 1.8
Grammatica Woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Plannen
So grammatica en spelling
dinsdag 26 oktober

Slide 3 - Diapositive

Onthouden?
De tweedejaars lopen een dag snuffelstage bij een bedrijf.
Pv=
O=
ww-gez/nw-gez=
lv=
mw=
bwb=
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Onthouden?

Benoem de woordsoorten:

Het leven van een loser is niet altijd makkelijk.
timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

De tijden van het werkwoord
leertekst bladzijde 66

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Er zijn vier verschillende werkwoordstijden: 

Slide 7 - Diapositive

Woordsoorten: werkwoordstijden

Slide 8 - Diapositive

Werkwoordstijden
1. Onvoltooid tegenwoordige tijd = OTT: Ik speel gitaar.
2. Onvoltooid verleden tijd = OVT: Ik speelde gitaar
3. Voltooid tegenwoordige tijd = VTT: Ik heb gitaar gespeeld.
4. Voltooid verleden tijd = VVT: Ik heb gitaar gespeeld.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Tegenwoordige tijd of verleden tijd? 
1. Ik vind filmpjes kijken op Youtube erg handig. = TT
2. Ik vond filmpjes kijken op Youtube erg handig. = VT

3. Ik ben mijn huiswerk vergeten. = TT
4. Ik was mijn huiswerk vergeten. = VT
--> Je moet kijken naar de persoonsvorm! 

Slide 11 - Diapositive

Voltooide tijd of onvoltooide tijd? 
1. Ik heb op straat gelopen. = Voltooide tijd
2. Ik ben naar school gefietst. = Voltooide tijd
--> Het is klaar. De handelingen zijn afgelopen

Er moet dus een voltooid deelwoord in de zin staan.

Kijk nu eens naar de persoonsvormen. In welke tijd staan deze?  

Slide 12 - Diapositive

Zin met vier werkwoorden?

Slide 13 - Diapositive

Toekomende tijd

De man zal de computer kopen. (o.t.t.t.)
De computer zal door de man gekocht worden. (o.t.t.t.)


De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.t.)
De computer zou door de man gekocht zijn. (v.v.t.t.)

Slide 14 - Diapositive

Toekomende tijd
o.t.t.t.     onvoltooid    tegenwoordige   toekomende    tijd     ik zal lezen
o.v.t.t.    onvoltooid    verleden               toekomende    tijd    ik zou lezen
v.t.t.t.     voltooid         tegenwoordige   toekomende    tijd   
                                                                                                   ik zal gelezen hebben 
v.v.t.t.    voltooid         verleden               toekemende    tijd     
                                                                                                   ik zou gelezen hebben
dus: in de toekomende tijd wordt het hww zullen toegevoegd! Let op: vergeet in de voltooide tijd het hww hebben/zijn niet!

Slide 15 - Diapositive

Opdrachten
Maak de opdrachten van jouw route  behalve 10, 14, 17
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive