GMK DA P3.3 Herhaling Diabetes

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is er aan de hand bij diabetes?
A
Teveel insuline
B
Te weinig insuline
C
Te weinig glucose
D
Overgevoeligheid voor insuline

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Diabetes gaat vaak gepaard met:
A
Hartritmestoornis
B
Hoge bloeddruk
C
Hypocholesterolemie
D
Gewichtsverlies

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Wat is waar?
1: Type 1 diabetes: geen insuline
2: Type 2 diabetes: te weinig insuline
A
Beide waar
B
1 is waar, 2 niet waar
C
1 is niet waar, 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Wat is een bijwerking van de MEESTE glucose verlagende middelen?
A
Hypoglykemie
B
Hyperglykemie
C
Blaasontsteking
D
Geen van deze

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Welk middel wordt gebruikt bij diabetes?
A
Acetylsalicylzuur
B
Hydrochloorthiazide
C
Gliclazide
D
Simvastatine

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Een patiënt gebruikt metformine. Voor welke indicatie wordt dit gebruikt?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2
C
Hypercholesterolemie
D
Hypertensie

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Wat is de werking van gliclazide?
A
Lichaam gevoeliger maken voor insuline
B
Stimuleert aanmaak insuline in de alvleesklier
C
Suppletie van insuline
D
Verminderen aanmaak glucose in de lever

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Welk middel wordt parenteraal toegediend?
A
Enalapril
B
Gliclazide
C
Insuline
D
Metformine

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

insuline aspart (Novorapid)
insuline glargine (Levemir)

Wat is het gebruik?
A
Levemir bij het ontbijt Novorapid bij het avondeten
B
Levemir bij elke maaltijd Novorapid voor de nacht
C
Novorapid bij elke maaltijd, Levemir voor de nacht
D
Voor de nacht. Welke is afhankelijk van glucose

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Wat is een kenmerk van insuline?
A
Altijd in de koelkast bewaren
B
Bij injecteren steeds een nieuw naaldje
C
Schudden voor gebruik
D
Voor injecteren altijd glucose meten

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Wat is een contra-indicatie van insuline?
A
Glucagen
B
Hyperglykemie
C
Hypoglykemie
D
Novorapid

Slide 25 - Quiz