Belastingrecht oefentoets op3 -2023

Hoe noem je het als het gaat om de vraag of burgers bereid zijn om belasting te betalen?

A
belastingmoraal
B
belasting ontgaan
C
belastingontwijking
D
belasting ontduiking
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
rechtenMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoe noem je het als het gaat om de vraag of burgers bereid zijn om belasting te betalen?

A
belastingmoraal
B
belasting ontgaan
C
belastingontwijking
D
belasting ontduiking

Slide 1 - Quiz

Welke van onderstaande belastingen is geen directe belasting?
A
assurantiebelasting
B
inkomstenbelasting
C
kansspelbelasting

Slide 2 - Quiz

Welke van onderstaande belastingen is een directe belasting?
A
invoerrechten
B
kansspelbelasting
C
omzetbelasting

Slide 3 - Quiz

Welke indirecte belasting is geen “accijns” meer?
A
accijns op frisdrank
B
accijns op bier
C
accijns op benzine
D
accijns op sigaretten

Slide 4 - Quiz

onroerendzaakbelasting is een
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 5 - Quiz

Bij welke belasting krijg je als belastingplichtige niet eerst te horen wat je exact moet betalen aan belasting voordat je belasting betaalt?
A
aangiftebelasting
B
aanslagbelasting

Slide 6 - Quiz

Welke van onderstaande belastingen is een aanslagbelasting?
A
loonbelasting
B
erfbelasting
C
omzetbelasting
D
verbruiksbelasting

Slide 7 - Quiz

Welke van onderstaande belastingen is een aangiftebelasting?
A
inkomstenbelasting
B
schenkbelasting
C
kansspelbelasting
D
accijns

Slide 8 - Quiz

Door wie worden geen belastingen opgelegd?
A
EU
B
provincie
C
waterschappen

Slide 9 - Quiz

Welke belasting wordt niet door het Rijk geheven?
A
loonbelasting
B
verbruiksbelasting
C
omzetbelasting
D
hondenbelasting

Slide 10 - Quiz

Welke belasting wordt geheven door de gemeente?
A
afvalstoffenheffing
B
overdrachtsbelasting
C
motorrijtuigenbelasting
D
accijns

Slide 11 - Quiz

Het “draagkrachtbeginsel” (de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten)
komt tot uitdrukking in

A
de vlaktaks
B
het BTW-tarief
C
box1 inkomstenbelasting

Slide 12 - Quiz

het profijtbeginsel is van toepassing bij
A
de inkomstenbelasting
B
de kansspelbelasting
C
de wegenbelasting

Slide 13 - Quiz

Het “beginsel van de minste pijn” komt duidelijk naar voren bij de
A
loonbelasting
B
inkomstenbelasting
C
erfbelasting
D
kansspelbelasting

Slide 14 - Quiz

Het “beginsel van de bevoorrechte verkrijging” betreft niet de
A
kansspelbelasting
B
loonbelasting
C
erfbelasting
D
schenkbelasting

Slide 15 - Quiz

Bij retributies is sprake van


A
een dienst van een lagere overheid
B
een individueel aanwijsbare tegenprestatie van de overheid
C
een verplichte bijdrage van een burger aan de overheid

Slide 16 - Quiz

Een voorbeeld van een retributie is
A
een boete
B
omzetbelasting
C
een VOG

Slide 17 - Quiz

Wat is geen kenmerk van belasting?
A
Bestraffend karakter
B
Gedwongen betaling
C
Publiekrechtelijk karakter
D
Wettelijk bepaald

Slide 18 - Quiz

Henk is het beu om zoveel te betalen voor zijn sigaretten en stopt met roken. Hier is sprake van
A
ontduiken van belastingen
B
ontgaan van belastingen
C
ontwijken van belastingen

Slide 19 - Quiz

Als het bezit van digitale “Bitcoins” of “Etheriums” niet wordt opgegeven
door een belastingplichtige, is er fiscaal sprake van

A
ontduiken van belastingen
B
ontgaan van belastingen
C
ontwijken van belastingen

Slide 20 - Quiz

In welke wet in het belastingrecht vinden we materieel belastingrecht
A
Invorderingswet 1990
B
Burgerlijk Wetboek
C
Wet op de inkomstenbelasting
D
Algemene Wet Bestuursrecht

Slide 21 - Quiz

Voor goederen en diensten die worden gerekend tot de 1e levensbehoefte betaal je aan omzetbelasting
A
21%
B
9%
C
0%

Slide 22 - Quiz

Wat voor een soort belastingtarief heeft een hondenbelasting?
A
een progressief tarief
B
een proportioneel tarief

Slide 23 - Quiz

De wet op de Inkomstenbelasting kent 3 zogenaamde “boxen”.
Inkomsten uit een 2e baan vallen in:

A
1
B
2
C
3

Slide 24 - Quiz

Wat heb je naast de WOZ-waarde van een woning nog meer nodig om de inkomsten uit de eigen woning uit te rekenen?
A
hypotheekrente
B
de onroerendzaakbelasting
C
eigen woningforfait

Slide 25 - Quiz

De Loonbelasting is


A
altijd een zelfstandige eindheffing
B
een voorheffing op de Inkomstenbelasting

Slide 26 - Quiz

Welke Box kent geen schijventarief?
A
1
B
2
C
3

Slide 27 - Quiz

Winsten in Box 2 waarover je 26,9 % belasting betaalt zien op

A
dividenduitkeringen
B
overdracht van aanmerkelijk belang
C
beide

Slide 28 - Quiz

Als je als belegging naast je eigen huis meerdere andere woningen bezit, waar vallen die woningen dan in? Box

A
1
B
2
C
3

Slide 29 - Quiz

Heeft box 1 een proportioneel of een progressief belastingtarief?
A
proportioneel
B
progressief

Slide 30 - Quiz