Herhalingsles MWEI H1 2E

Wat is het grote verschil tussen een dam en een dijk?
A
De een is gemaakt door de natuur, de ander door de mens.
B
De een staat op het land en de ander in het water.
C
Er is geen verschil tussen deze twee.
D
Dijken zijn veel kleiner dan dammen.
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat is het grote verschil tussen een dam en een dijk?
A
De een is gemaakt door de natuur, de ander door de mens.
B
De een staat op het land en de ander in het water.
C
Er is geen verschil tussen deze twee.
D
Dijken zijn veel kleiner dan dammen.

Slide 1 - Quiz

Wat is geen gevolg van de watersnoodramp?
A
De dijken breken door.
B
De Zuiderzeewerken
C
De Deltawerken
D
Veel mensen en dieren gaan dood.

Slide 2 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Het uiterlijk van een gebied heet het landschap.
A
Het uiterlijk
B
Het landschap
C
Heet
D
Gebied

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Duinen zijn ontstaan door zeestromen en wind.
A
Duinen
B
Zijn
C
Zijn ontstaan
D
Zeestromen

Slide 4 - Quiz

Een landschap waar de mens nog niks veranderd heeft, is een …
A
Grondgebruik
B
Cultuurlandschap
C
Natuurlandschap
D
Menselijke bouwstenen

Slide 5 - Quiz

Lösslandschap
Laagveenlandschap
Rivierkleilandschap
Zandlandschap
Heuvels
Limburg
Te nat voor akkerbouw
Langgerekte dorpen
Aalten
Uiterwaarden
Veel natuurgebieden

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is een overeenkomst tussen de volgende landschappen:
zeekleilandschap, duinlandschap en laagveenlandschap
A
Hoog-Nederland
B
Laag-Nederland
C
Klei
D
Veen

Slide 7 - Quiz

Wie waren de ouders van Jozef?
A
Jakob en Lea
B
Jakob en Potifar
C
Jakob en Rachel
D
Abraham en Lea

Slide 8 - Quiz

Als je kritiek hebt op de koning, kun je dit maar beter niet uiten.
Democratie of dictatuur?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het gezegde?
Ze verkopen Jozef als slaaf aan een handelaar die naar Egypte gaat.
A
Jozef
B
Gaat
C
Handelaar
D
Verkopen gaat

Slide 10 - Quiz

Waarom moet Jozef de gevangenis in?
A
De vrouw van z'n baas verleidt hem.
B
Hij gaat vreemd met de vrouw van Potifar.
C
Hij heeft gestolen.
D
Hij probeert te ontsnappen.

Slide 11 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Omdat ze twee tussenuren hadden, konden ze eerder naar huis.
A
Konden
B
Hadden.
C
Omdat
D
Ze

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
De broers herkennen Jozef niet meteen.
A
De broers
B
Jozef
C
Herkennen
D
Niet meteen

Slide 13 - Quiz

Wat is een menselijke bouwsteen?
A
Rivier
B
Dijk
C
Boom
D
Duin

Slide 14 - Quiz

Als een rivier overstroomt, wat zakt dan als laatste naar de bodem?
A
Klei
B
Zand
C
Stenen
D
Grind

Slide 15 - Quiz

Hoe ontstaat een droogmakerij?
A
Door een stuwwal
B
Het omdijken van een stuk land
C
Het omdijken van een stuk water
D
Het plaatsen van een dijk in een rivier

Slide 16 - Quiz

Met wie zat Jozef in de gevangenis?
A
Maria en Jezus
B
Potifar en zijn vrouw
C
De farao
D
De bakker en de schenker

Slide 17 - Quiz

Wat zijn tegenstellingen van elkaar?
A
Samen - alleen
B
Duo- tweetal
C
Instructie - uitleg
D
Ongezellig - saai

Slide 18 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
Pakken
B
Gooien
C
Zwemmen
D
Lusten

Slide 19 - Quiz

Het 't ex-kofschip gebruik je om erachter te komen hoe:
A
je de wij-vorm goed schrijft
B
je de ik-vorm goed schrijft
C
je de jij-vorm goed schrijft
D
je het voltooid deelwoord schrijft

Slide 20 - Quiz

Schrijf in de verleden tijd: verliezen
Hij … gisteren die belangrijke wedstrijd.
A
Verloorde
B
Verloor
C
Verliesde
D
Verlieste

Slide 21 - Quiz