Licht en beeld T3

Licht en beeld
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Licht en beeld

Slide 1 - Diapositive

Spiegelbeelden

Slide 2 - Diapositive

Randstralen
het volgende plaatje geeft goed weer hoe randstralen getekend moeten worden vanaf een lichtbron die alle richtingen op schijnt.


Slide 3 - Diapositive

Bekijk het plaatje goed, let op de randstralen!
















(Naskpastoor)

Slide 4 - Diapositive

Bekijk de filmpjes over het tekenen van schaduw bij één puntbron, twee puntbronnen en een tl-balk.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

hoe heet het lichtere gedeelte van een schaduw?
A
kernschaduw
B
halfschaduw

Slide 8 - Quiz

Spiegelbeeld
Spiegelbeeld is een virtueel beeld. 

Dit betekent dat het beeld niet echt is. 

Virtueel= niet echt

Slide 9 - Diapositive

Regels bij het tekenen van een spiegelbeeld

beeld achter de spiegel = virtueel beeld
afstand van voorwerp voor de spiegel = voorwerpsafstand
afstand virtueel beeld achter de spiegel = beeldafstand
voorwerpsafstand = beeldafstand
oftewel:
v = b

Slide 10 - Diapositive

Regels bij het tekenen van een spiegelbeeld

alle lijnen achter de spiegel worden gestippeld getekend, net zoals bij wiskunde! Tenslotte is dit geen echt beeld.

het licht komt niet vanaf het beeld maar vanaf het voorwerp.
let dus op hoe je de pijlen tekend!

Slide 11 - Diapositive

Spiegelwet
Bekijk volgende het filmpje over het tekenen bij de spiegelwet

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Hoe teken je het gezichtsveld van een spiegel?

Slide 14 - Diapositive

Spiegelen (I)
Bij een vlakke spiegel geldt:
Het voorwerp (v) en beeld (b) zijn:
  • op gelijke afstand van de spiegel.
  • op één lijn die loodrecht op de spiegel staat.
  • even groot.
  • het beeld virtueel is: achter de spiegel bevindt zich geen voorwerp.

Slide 15 - Diapositive

Een virtueel beeld v.e. kaars zien.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

lees volgende 2 uitspraken:
1. een voorwerp en zijn spiegelbeeld liggen op verschillende afstanden van een vlakke spiegel
2. bij terugkaatsing tegen een vlakke spiegel is de hoek van inval altijd gelijk aan de hoek van terugkaatsing
A
1 en 2 zijn beide juist
B
alleen 1 is juist
C
alleen 2 is juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 18 - Quiz

Spectrum

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Lenzen

Slide 21 - Diapositive

Lenzen
voorbeelden:
bril
in fototoestel
vergrootglas
lens in oog
lens op oog

Slide 22 - Diapositive

Brandpunt = F
brandpuntsafstand = f

Slide 23 - Diapositive

Lenzen
Bolle lens:
  • positive lens
  • convergerende werking (lichtstralen worden naar elkaar                toe gebogen)
  • hoe sterker de lens (hoe boller de lens is) , hoe sterker de              convergerende  werking: het brandpunt (F) komt dichter bij          de lens te  liggen

Slide 24 - Diapositive

verschil in sterkte bolle lenzen

Slide 25 - Diapositive

Lenzen
Holle lens:
  • negatieve lens
  • divergerende werking (lichtstralen worden uit elkaar                         gebogen
  • hoe sterker de lens, hoe verder de lichtstralen uit elkaar                  gebogen worden

Slide 26 - Diapositive

Oefenen met tekenen van een beeld gemaakt met een positieve lens

Slide 27 - Diapositive

Oefenen met tekenen van een beeld gemaakt met een positieve lens
Tekenregels:
De stralen vanaf de uiteinden van het voorwerp tekenen
  1. de straal midden door de lens gaat in de zelfde richting  verder.
  2. de straal loodrecht op de lens (evenwijdig aan de hoofdas)  gaat door het        brandpunt
  3. de straal door het brandpunt voor de lens gaat na de lens evenwijdig aan        de hoofdas verder.
  4. het beeld ontstaat daar waar de drie stralen elkaar kruisen.

Slide 28 - Diapositive

Tekenen van beeld bij een positieve lens

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Slide 31 - Lien

Brillen en contactlenzen

Slide 32 - Diapositive

Werking van het oog

Slide 33 - Diapositive

Het oog
invallende lichtstraal in het oog:
passeert eerst hoornvlies
dan door pupil (zwarte gat midden in iris)
vervolgens door lens (positief)
lens en hoornvlies samen zorgen voor beeld op netvlies.

Slide 34 - Diapositive

iris en pupil
hoe meer licht er op het oog valt, hoe kleiner de pupil is. 
dit om netvlies te bechermen, te veel licht zorgt voor beschadiging van netvlies.

rode ogen bij foto maken: dit zijn de bloedvaten achter het netvlies. 
dubbele flits: bij eerste verkleind de iris, foto wordt gemaakt bij tweede flits

Slide 35 - Diapositive

accomoderen
beeld moet precies op netvlies komen om scherp te zien

voorwerp dichtbij: ooglens wordt boller = sterkere werking = beeld op netvlies

voorwerp verder weg = minder sterke werking = beeld op netvlies

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Slide 38 - Vidéo

positieve (bolle) lens voor het oog

Slide 39 - Diapositive

negatieve (holle) lens voor het oog

Slide 40 - Diapositive

lenssterkte bepalen
  • als een bril nodig is met eerst de sterkte ervan worden                    bepaald.
  • brandpuntsafstand bepaald deze sterkte.
  • hoe kleiner de brandpuntsafstand hoe sterker de lens.
  • sterkte wordt weergegeven in dioptrie (dpt)

Slide 41 - Diapositive

berekenen lenssterkte:

Slide 42 - Diapositive

Sterkte van je bril

Slide 43 - Diapositive

hoe afwijkingen verhelpen?
  • bril of contactlenzen
  • oog laten laseren: er wordt een klein beetje van je                               hoornvlies m.b.v. laserstralen verdampt. hoorvlies wordt                 hierdoor minder bol. werking van hoornvlies en ooglens                 samen is minder sterk. je kunt weer scherp zien

Slide 44 - Diapositive