klas 1 H202122

klas 1 -4 maart
  • lezen
  • herhaling : welke zinsdelen vond je nog lastig?
  • oefenblad maken
  • Welke zinsdelen beheers je nu?


Aan het eind van de les kan ik de volgende zinsdelen benoemen:
pv - ow - wg - lv en misschien ook het meewerkend voorwerp
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

klas 1 -4 maart
  • lezen
  • herhaling : welke zinsdelen vond je nog lastig?
  • oefenblad maken
  • Welke zinsdelen beheers je nu?


Aan het eind van de les kan ik de volgende zinsdelen benoemen:
pv - ow - wg - lv en misschien ook het meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 2 - Diapositive

benoem de zinsdelen

De meeste muggen hebben deze winter niet overleefd.

Slide 3 - Diapositive

benoem de zinsdelen

De meeste muggen hebben deze winter niet overleefd.
  • pv: hebben
  • ow: de meeste muggen
  • wg: hebben overleefd

Slide 4 - Diapositive

benoem de zinsdelen
Afgelopen week hebben de leerlingen van 1 muziek een fijne vakantie gehad.

Slide 5 - Diapositive

benoem de zinsdelen
Afgelopen week hebben de leerlingen van 1 muziek een fijne vakantie gehad.
pv: hebben
ow: de leerlingen van 1 muziek
wg: hebben gehad
lv: een fijne vakantie

Slide 6 - Diapositive

Benoem de zinsdelen
Ik heb afgelopen week een heerlijke appelcake voor mijn familie gebakken.

Slide 7 - Diapositive

Benoem de zinsdelen
Ik heb afgelopen week een heerlijke appelcake voor mijn familie gebakken.
pv: heb
ow: ik
wg: heb gebakken
lv: een heerlijke appelcake
mv: voor mijn familie

Slide 8 - Diapositive

oefenblad

Slide 9 - Diapositive

huiswerk
maandag 10 maart: maak de oefenbladen af en bestudeer H20, H21, H22 nogmaals goed.
Proefwerk plannen we volgende week in.

Slide 10 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Naast de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) kan een zin een lijdend voorwerp (lv) bevatten.
   

LET OP: Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp!

In het kort: Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag:
  • 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'  

Slide 11 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp?

  1. Je zoekt de persoonsvorm.
  2. Vervolgens zoek je het onderwerp (Wie/Wat + pv?)
  3. Je noteert het werkwoordelijk gezegde

-> Stel de vraag: Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp. 

Slide 12 - Diapositive

Lijdend voorwerp
KORTOM:

  • Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag: 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'

Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enz.)

Slide 13 - Diapositive

meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp (mv)
> De broertjes gaven een klein cadeau aan hun moeder.

In sommige zinnen komt een meewerkend voorwerp voor. Het meewerkend voorwerp geeft aan dat het onderwerp iets aan iemand geeft of vertelt.

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet altijd. Als het niet met 'aan' begint, moet je 'aan' ervoor kunnen zetten.



Slide 14 - Diapositive

meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  1. Noteer eerst het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
  2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

VB: Lina mocht haar buurvrouw een doosje chocolade geven.
ow: Lina
wg: mocht geven
lv: een doosje chocolade
mv: Aan wie mocht Lina een doosje chocolade geven? -> (aan) haar buurvrouw
mv is dus 'haar buurvrouw'



Slide 15 - Diapositive

meewerkend voorwerp
SAMENGEVAT

Als je het meewerkend voorwerp wil vinden, noteer je eerst: ow, wg en lv. Vervolgens stel je de vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

Let op:
  1. Niet elke zin bevat een meewerkend voorwerp.
  2. Het is belangrijk om de juiste volgorde aan te houden bij het vinden van zinsdelen.




Slide 16 - Diapositive

H23 - helden en schurken
Wie is jouw favoriete held?
Wie is jouw favoriete schurk?

Slide 17 - Diapositive

Wie zijn jullie helden?

Slide 18 - Diapositive

Wie zijn jullie schurken?

Slide 19 - Diapositive

inspiratie: helden geven lezers een voorbeeld.
Het zijn uitvergrote versies van onszelf

Slide 20 - Diapositive

kenmerken van helden
  • Een held gedraagt zich meestal goed (soms laat een held wat minder goed gedrag zien: wraakzucht, ongeduld);
  • Een held redt de mensheid van het kwaad;
  • Een held heeft vaak kenmerkende kleding, speciale wapens of een bijzonder vervoermiddel;
  • Sommige helden hebben een hulpje of een raadsman;
  • Helden hebben ook vaak een zwakke plek.

Slide 21 - Diapositive

Schurken
  • Een schurk is een tegenpool van de held en is in- en inslecht.
  • Een schurk maakt een heldenverhaal nog spannender.

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
maak opdracht 1,2,3 blz.95

Slide 23 - Diapositive

je eigen held en schurk
Bedenk een eigen held en een eigen schurk:
  • naam
  • uiterlijke kenmerken
  • karaktereigenschappen
  • speciale krachten/wapen/vervoermiddel
  • eventuele zwakke plek

Slide 24 - Diapositive