unit 3 checkles

test yourself
gebruik deze lessonup om de grammatica van unit 3 te testen
Je checkt: 

  • ik kan de Present Continuous gebruiken
  • ik kan a/an toepassen
  • ik kan meervoud maken van veel voorkomende zelfstandig naamwoorden
  • ik kan de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken
  • ik kan de woordjes van unit 3 in de juiste zin zetten. 
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

test yourself
gebruik deze lessonup om de grammatica van unit 3 te testen
Je checkt: 

  • ik kan de Present Continuous gebruiken
  • ik kan a/an toepassen
  • ik kan meervoud maken van veel voorkomende zelfstandig naamwoorden
  • ik kan de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken
  • ik kan de woordjes van unit 3 in de juiste zin zetten. 

Slide 1 - Diapositive

Present Continuous
in de volgende slides staan vragen over de Present Continuous

De  volgende onderdelen staan altijd in een zin in de Present Continuous:
1- onderwerp
2- vorm van 'to be' 
3- werkwoord met ING

Slide 2 - Diapositive

I___________walking to school right now.
A
be
B
am
C
is
D
are

Slide 3 - Quiz

He________making a test right now.
A
be
B
am
C
is
D
are

Slide 4 - Quiz

Look! It_______raining at the moment.
A
be
B
am
C
is
D
are

Slide 5 - Quiz

Choose the Present Continuous:
Our teacher ___ the grammar.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining

Slide 6 - Quiz

Choose the Present Continuous:
Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 7 - Quiz

Choose the Present Continuous:
We ___ English class right now.
A
have
B
are having
C
are have
D
are haveing

Slide 8 - Quiz

Choose the Present Continuous:
Why ___ for vacation?
A
are we leaving
B
are we leave
C
we leaving
D
we leave

Slide 9 - Quiz

Which sentence is written in the Present Continuous?
A
They play football in the garden.
B
Vegetarians don't eat meat.
C
I get up.
D
They're playing football in the garden.

Slide 10 - Quiz

He_____ _______(read) a book.
A
am read
B
is reading
C
is read
D
am reading

Slide 11 - Quiz

We_____ _______to our teacher right now.
A
are listen
B
is listening
C
are listening
D
is listen

Slide 12 - Quiz

____ I _______ this correctly?
A
Am reading
B
Are read
C
Is reading
D
Am read

Slide 13 - Quiz

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 14 - Question ouverte

Plurals -meervouden
In de volgende slides staan vragen over meervouden. 
Vooral meerkeuzevragen. 

Slide 15 - Diapositive

Wat komt er na medeklinker + Y?
A
S erbij
B
ES erbij
C
Y wordt - IES
D
blijft hetzelfde

Slide 16 - Quiz

Wat komt na F?
A
S erbij
B
ES erbij
C
F verdubbeld
D
F wordt ves

Slide 17 - Quiz

Wat komt na S - klank?
A
S erbij
B
ES erbij
C
X erbij
D
blijft hetzelfde

Slide 18 - Quiz


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 19 - Quiz

Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves

Slide 20 - Quiz

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 21 - Quiz

strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes

Slide 22 - Quiz


A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's

Slide 23 - Quiz


A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses

Slide 24 - Quiz


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 25 - Quiz


A
modelles
B
modellen
C
models
D
modelens

Slide 26 - Quiz

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 27 - Question ouverte

a/an
in de volgende slides is het de bedoeling dat je A of AN aanklikt. 
Let op de klank van de eerste letter van het volgende woord!

voorbeeld: an apple/a pen

Slide 28 - Diapositive

... magazine
A
A
B
An

Slide 29 - Quiz

... unicorn
A
a
B
an

Slide 30 - Quiz

... umbrella
A
a
B
an

Slide 31 - Quiz


.....hour
A
a
B
an

Slide 32 - Quiz

... snake
A
a
B
an

Slide 33 - Quiz


...... apple

A
a
B
an

Slide 34 - Quiz

... cake
A
a
B
an

Slide 35 - Quiz

..... hamster
A
a
B
an

Slide 36 - Quiz

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 37 - Question ouverte

Words
Kies het juiste woord bij de volgende zinnen. Succes!

Slide 38 - Diapositive

I bought new _____ today! Do you like them?
A
offer
B
trainers
C
only
D
sure

Slide 39 - Quiz

Can you _____ this bag for a moment.
A
prefer
B
fit
C
carry
D
tight

Slide 40 - Quiz

If you want to go skateboarding, you need to wear a _____.
A
helmet
B
choose
C
pants
D
grey

Slide 41 - Quiz

Do you see that man? That is my _____.
A
wrong
B
pretty
C
leather
D
uncle

Slide 42 - Quiz

She always wears _____ clothes.
A
choose
B
purple
C
boot
D
try on

Slide 43 - Quiz

Do you have new shoes? They look _____!
A
safe
B
only
C
amazing
D
fit

Slide 44 - Quiz

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 45 - Question ouverte

My, your, his
Vertaal het woord tussen haakjes. Succes!

Slide 46 - Diapositive

This is _____ house (mijn)

Slide 47 - Question ouverte

Are these _____ shoes (jouw)

Slide 48 - Question ouverte

This is _____ car (zijn)

Slide 49 - Question ouverte

It is _____ holiday (hun)

Slide 50 - Question ouverte

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 51 - Question ouverte

the END

Slide 52 - Diapositive