vragen

vragen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,6

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

vragen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Questions in present simple
Het komt ook weleens voor dat je iets in een vraagzin wilt zetten:
- Hou jij van zwemmen?
- Do you like swimming?
Net als bij de ontkennende zinnen gebruiken we dan het hulpwerkwoord 'do' + het hele werkwoord.
Meestal komt daartussen eerst nog het persoonlijk voornaamwoord.
Ook bij de vragende zinnen moet je bij he/she/it 'does' + het hele werkwoord gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

LET OP!!! UITZONDERINGEN!
Engels zou Engels niet zijn, wanneer deze geen uitzonderingen heeft. Zo ook bij vragen en ontkenningen.
Er zijn een aantal werkwoorden waar je geen 'to do' bij hoeft te gebruiken. Een aantal leer je wat later, maar voor nu zijn deze het belangrijkst:
to be, to have got, can, will

Slide 4 - Diapositive

to be
Wanneer je een vraag of ontkenning met 'to be' maakt, kun je deze gewoon vooraan in de zin zetten:
I am 15 years old.                              Am I 15 years old?
She is a nice girl.                               Is she a nice girl?
We are brother and sister.             Are we brother and sister?

Slide 5 - Diapositive

To have got
Hoewel je to have in een bevestigende zin alleen mag gebruiken, in een vraag en een ontkenning MOET je 'got' erbij zetten.
I have 2 sisters.     I haven't got 2 sisters.   Have I got 2 sisters?
Hans has a chair.  Hans hasn't got a chair.  Has Hans got a chair?

Slide 6 - Diapositive

Hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden: can, could, must, should, will, would komen in een vraag vooraan in de zin, gevolgd door het onderwerp en een heel werkwoord:
         Would you open the window, please?
         When can I see my grandmother?
         Why must I go to bed so early?

Slide 7 - Diapositive

Vraagwoorden
Vraagwoorden: who, where, what, why, how, when komen altijd vooraan in de vraagzin. Daarna vervolgt het zoals hiervoor uitgelegd.
Who is Harry Potter?
When did you see my cousin?
Why haven't you been to the bathroom yet?

Slide 8 - Diapositive

............. (they - learn) English, German and French?
A
They learning
B
Do they learn
C
Do they learns
D
Did they learned

Slide 9 - Quiz

Why .............. (I - can - do - not) my homework on Saturdays?
A
can do I not
B
do I can't
C
can't I do
D
do I not can

Slide 10 - Quiz

............. (she / wear) red leggings to school?
A
Do she wear
B
She wear
C
Does she wears
D
Does she wear

Slide 11 - Quiz

Where ... (we - go) in the weekend?
A
go we
B
do we go
C
goes we
D
does we goes

Slide 12 - Quiz

Why ... (he - not - do) his homework. He's lazy.
A
he not do
B
doesn't he do
C
do he not
D
does he not

Slide 13 - Quiz

I still have a question about...

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Lien