7.3 Hoe komt de overheid aan geld?

Hoofdstuk 7
7.3 Hoe komt de overheid aan geld?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 7
7.3 Hoe komt de overheid aan geld?

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen

Slide 2 - Diapositive

Werknemers betalen met een deel van hun loon mee aan de uitkeringen van mensen die zelf geen of onvoldoende inkomen hebben. Welk begrip hoort hierbij.

Slide 3 - Question ouverte

Kies het juiste begrip.
Premies worden ingehouden op het brutoloon/nettoloon van werknemers
A
Brutoloon
B
Nettoloon

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste begrip.
De overheid betaalt ook een deel van de uitkeringen met belastinginkomsten/subsidies.
A
Belastinginkomsten
B
Subsidies

Slide 5 - Quiz

Donna verdient € 2.350 bruto per maand. Daarover betaalt ze 17,9% AOW-premie. Bereken hoeveel AOW-premie zij in een jaar betaalt.

Slide 6 - Question ouverte

Huiswerk bespreken
Opdracht 6, 9 en 10

Slide 7 - Diapositive

Belasting
Verschillende belasting:
BTW of accijns: wanneer je iets koopt
Inkomstenbelasting: iedereen met inkomen, loonbelasting alvast ingehouden door je werkgever
Vennootschapsbelasting: over de winst van een BV en NV

Andere inkomsten van de overheid: boetes en sociale premies

Slide 8 - Diapositive

Een deel van de nettowinst van je bv draag je af aan de Belastingdienst
A
Inkomstenbelasting
B
Loonbelasting
C
BTW
D
Vennootschapsbelasting

Slide 9 - Quiz

Je bent zelfstandige en betaalt 37% van je inkomen aan de Belastingdienst
A
Inkomstenbelasting
B
Loonbelasting
C
BTW
D
Vennootschapsbelasting

Slide 10 - Quiz

Je hebt voor € 65 een broek gekocht. Een deel van dat bedrag is belasting.
A
Inkomstenbelasting
B
Loonbelasting
C
BTW
D
Vennootschapsbelasting

Slide 11 - Quiz

Je werkgever draagt een deel van jouw brutoloon af aan de Belastingdienst
A
Inkomstenbelasting
B
Loonbelasting
C
BTW
D
Vennootschapsbelasting

Slide 12 - Quiz

Direct of indirect?
Belastingen kunnen direct zijn of indirect.

Directe belastingen: rechtstreeks betalen aan de overheid
Indirecte belastingen: zijn verwerkt in de prijs van een product

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 5

Slide 14 - Diapositive

Draagkrachtbeginsel
Met de loon- en inkomstenbelasting wordt rekening gehouden met de hoogte van je inkomen

Wie meer verdient betaalt procentueel meer belasting

Slide 15 - Diapositive

Profijnbeginsel
Profijtbeginsel: je betaalt als je ergens gebruik van maakt

Belasting bij auto's
Motorrijtuigenbelasting: belasting voor bezit van een auto
BPM: belasting op personenauto's, bij aankoop
Accijns en btw bij tanken

Slide 16 - Diapositive

Het draagkrachtbeginsel heeft te maken met accijns en btw
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Het draagkrachtbeginsel helpt om de inkomensverschillen te beperken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Het draagkrachtbeginsel is gunstig voor mensen met een laag inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Het draagkrachtbeginsel is gunstig voor mensen met een hoog inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Aan het werk
Opdrachten paragraaf 7.3
Overslaan: 1, 2, 5 en 6

Slide 21 - Diapositive