T3 H1 + H2 Spelling en Over Taal

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

H1 + H2 Spelling & Over Taal 

Als je een zin verandert van tijd of van getal, welk werkwoord verandert dan mee?

1. voltooid deelwoord
2. infinitief
3. persoonsvorm
4. verleden tijd

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in:
De ... mop

1. getestte
2. getesten
3. geteste
4. getest

Vul in:
Een dergelijk ongeluk is wel vaker (gebeuren) op dat kruispunt.

1. gebeurt
2. gebeurd

(Wij) zagen tijdens onze wandeling een reiger in de (wei).

1. homofoon
2. homoniem

Die (koper) koopt al het (koper) op.

1. homoniem
2. homofoon

Vul in:
Het heeft mij niet (verbazen) dat Suus weer te laat was.

1. verbaast
2. verbaasd

Welke uitdrukking gebruik je als iemand gefrustreerd is en zijn frustratie moet afreageren?

1. De stoppen slaan bij hem door.
2. We zitten op dezelfde golflengte.
3. Hij moet even stoom afblazen.
4. Ergens met de botte bijl op inhakken.

Vul in:
De vriendinnen (proesten) het uit toen de docent zich verslikte.

1. proesten
2. proestte
3. proeste
4. proestten

Wat betekent 'de accommodatie'?

1. scheikundige stoffen
2. voorzieningen
3. pas ontstaan
4. stof, materie

Wat betekent 'aansluiten bij'?

1. alles bij elkaar
2. prettig leesbaar
3. ergens bij passen
4. heel korte manier van opschrijven

Vul in:
Ik heb alle belangrijke bestanden net op tijd (saven).

1. gasavd
2. saved
3. geseefd
4. gesaved

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in:
'het ... kozijn

1. kunststoffen
2. kunststof
3. kunststoffe
4. kunststoff

Vul in:
De verzekering (vergoeden) de schade die de storm had veroorzaakt.

1. vergoede
2. vergoedt
3. vergoed
4. vergoedde

Vul in:
De vlinder (fladderen) door de tuin, tot de kat hem had (zien).

1. fladdert, gezien
2. fladderd, gezien
3. fladderen, zagen
4. fladder, zien

Wat betekent 'samenhangend'?

1. alles bij elkaar
2. heel korte manier van opschrijven
3. hoogstens
4. met logische verbanden

Wat betekent 'de formulering'?

1. geheel, helemaal
2. lange, goed opgebouwde zin
3. woorden die je gebruikt om iets te zeggen
4. alles bij elkaar

Vul in:
Hij (racen) door de straten van Monaco, maar vergat de verkeersregels.

1. racete
2. racte
3. race
4. racen

Wat betekent 'afdingen'?

1. Minder bieden dan de vraagprijs
2. voorstellen
3. per schip vervoeren
4. zonder fouten

Vul in:
Als straf hebben de jongeren de graffiti van de muur (schrobben).

1. geschrobt
2. geschrobd

Wat betekent 'exporteren'?

1. strijd om een ander te overtreffen
2. met veel kennis van het vak
3. eraf halen
4. verkopen aan andere landen

De inbreker sloeg de huisbaas met een (kop) op zijn (kop).

1. homoniem
2. homofoon

Vervoeg het werkwoord.
'Wij hebben ons werk op tijd (inleveren).'

1. ingelevert
2. ingeleverd
3. inleveren
4. ingeleverdt

Wat betekent 'feilloos'?

1. voorstellen
2. rijk
3. zonder fouten
4. met veel kennis van het vak

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in:
De .... kruk

1. houte
2. houten
3. hout
4. houtten

Welk woord past op de puntjes?
'Een ... drijven tussen twee personen.'

1. gat
2. wig
3. stoom
4. bel

Wat betekent 'welgesteld'?

1. rijk
2. zonder fouten
3. verkopen aan andere landen
4. plaatselijk

Vul in:
Die laffe jongens hebben een gehandicapte man (beroven).

1. berooft
2. beroofd

Wat betekent 'benadrukken'?

1. minder sterk worden of maken
2. Alles wat in een tekst staat
3. belangrijk
4. Extra aandacht leggen op iets

Wat betekent 'voornaamste'?

1. afzwakken
2. uitleg
3. belangrijkste
4. laten zien

Vul in:
Hij (passen) de bal naar de keeper.

1. paste
2. passte

Ik las in de (boeken) dat we geen reisje meer konden (boeken).

1. homoniem
2. homofoon

Wat betekent 'bovendien'?

1. uitleg
2. ook nog, daarbij
3. het doen
4. hoe iets eruit ziet

Welke uitdrukking gebruik je als alles goed verloopt?

1. Hij neemt het heft in eigen hand.
2. Er zit een schroefje bij hem los.
3. Je moet op tijd aan de bel trekken.
4. Alles loopt op rolletjes.

Wat betekent 'interactief'?

1. doeltreffend
2. klein van opzet
3. waarbij je op elkaar reageert
4. inenting

Vul in:
'De druk is van de ....'

1. pan
2. verwarming
3. ketel
4. buis

Wat betekent 'de complicaties'?

1. pas ontstaan
2. ellendig
3. voorzieningen
4. onverwachte problemen

Vul in:
De tiener (hebben) van zijn vader geleerd, hoe hij zich (moeten) scheren.

1. had, moest
2. heeft, moest
3. had, moet
4. heeft, moet

Welk woord past op de puntjes?
'Er zit een .... bij hem los.'

1. boutje
2. spijker
3. schroefje
4. hamer

Wat is het onderwerp bij 'begon'?
'De lampen werden gedimd, toen de film in de grote zaal begon.'

1. de lampen
2. de film
3. de grote zaal
4. gedimd

Vul in:
'Het zit nog in de .....'

1. waterput
2. pijplijn
3. emmer
4. loden pijp

Vul in:
Een dergelijk ongeluk (gebeuren) wel vaker op dat kruispunt.

1. gebeurt
2. gebeurd

Als iets een probleem is dat maar moeilijk op te lossen is, welke uitdrukking gebruiken we dan?

1. De druk is van de ketel.
2. Er zit een schroefje bij hem los
3. Een wig drijven tussen twee personen.
4. Dat is een heet hangijzer.

Wat betekent 'weergeven'?

1. laten zien
2. het doen
3. uitleg
4. ook nog, daarbij

Vul in:
(Vinden) je echt dat iedereen Engels zou moeten praten?

1. Vindt
2. Vind

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.
De .... foto

1. vergrootte
2. vergrote
3. vergroten
4. vergroote

In het zon(licht) (ligt) een vrouw te zonnen.

1. homofoon
2. homoniem

Vul in:
Gisteren (skaten) wij nog op de boulevard.

1. skatete
2. skateten
3. skaten
4. skatet

Wat betekent 'lokaal'?

1. eraf halen
2. plaatselijk
3. rijk
4. voorstellen

Ik geef (jouw) boek terug aan (jou).

1. homofoon
2. homoniem

Wat betekent 'pril'?

1. pas ontstaan
2. onverwachte problemen
3. klein van opzet
4. met het gewenste effect

Vul in:
Mijn zus (verbranden) alle brieven van haar ex nadat de relatie was verbroken.

1. verbrand
2. verbrandde
3. verbrandden
4. verbrandt

(Zij) (zei) dat zij gingen zeilen.

1. homofoon
2. homoniem

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in:
Het ... meisje

1. gehaastte
2. gehaast
3. gehasten
4. gehaaste

Vul in:
De hippe tent (serveren) alleen groenten die zijn (stomen).

1. serveert, gestoomd
2. serveert, gestoomt
3. serveerdt, gestoomd
4. serveerd, gestoomd