bron h frans hfst 5

1 / 11
suivant
Slide 1: Vidéo
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

wat betekent 'aller'?
A
doen
B
willen
C
gaan
D
kunnen

Slide 2 - Quiz

het werkwoord 'aller' (gaan).
je vais - ik ga
tu vas - jij gaat
il/elle va - hij/zij gaat
on va - wij gaan
nous allons - wij gaan
vouz allez - jullie gaan/ u gaat
ils/elles vont - zij gaan

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

le futur proche
Als je in het Frans wilt zeggen dat iets nog moet gebeuren, gebruik je een vorm van het werkwoord 'aller' (gaan), gevolgd door een heel werkwoord. Let op:de woordvolgorde in het Frans:
onderwerp + vorm van aller + hele werkwoord + rest van de zin.
Voorbeelden
Je vais faire du shopping á Paris
Ik ga in Parijs winkelen

Slide 5 - Diapositive

nu komt een quiz
A
oke
B
stom
C
leuk!
D
saai

Slide 6 - Quiz

wat betekent 'aller'?
A
kunnen
B
doen
C
gaan
D
lopen

Slide 7 - Quiz

welke vorm van het werkwoord 'gaan' doe je bij 'jij gaat'?
A
tu vas
B
tu fais
C
tu vais
D
tu alle

Slide 8 - Quiz

welke vorm van het werkwoord 'gaan' doe je bij 'wij gaan'?
A
nous alons
B
nous avez
C
nous allons
D
nous alllons

Slide 9 - Quiz

welk vorm van een werkwoord gebruik je bij de 'le futur proche'?
A
aller
B
alller
C
aler
D
allller

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive