Hv2b voorzetselvoorwerp

Welkom
- Ga rustig op je plaats zitten.
- Leg je lesboeken, schrift en etui dicht op tafel.
- Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek.
timer
10:00
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
- Ga rustig op je plaats zitten.
- Leg je lesboeken, schrift en etui dicht op tafel.
- Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kunt lijdend en meewerkend voorwerp in een zin benoemen.
- Je weet hoe je kan bepalen welke zinsdelen in een zin voorzetselvoorwerp is.
- Je kunt voorzetselvoorwerp in een zin benoemen.
- Je kunt uitleggen wat voorzetselvoorwerp  in een zin is
-  Je kunt bij complexe of ongewone zinnen uitleggen wat het voorzetselvoorwerp is, en je kunt zelf zinnen bedenken waarin het  voorzetselvoorwerp iets bijzonders doet of betekent

Slide 2 - Diapositive

Deze les...
Deze les...
  • Startopdracht (2')
  • Uitleg theorie - blz. 152-153 (10')
  • Opdracht 1 en 2 (5') 
  • Zelfstandig aan de slag
  • Huiswerk
Ik kan een voorzetselvoorwerp herkennen in de zin

Slide 3 - Diapositive

Startopdracht

Mijn vader kocht mijn moeder een bos bloemen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel en vormt een vaste combinatie met een werkwoord. 

Ik reken op je komst.
'rekenen op' is een vaste combinatie
op je komst = voorzetselvoorwerp





Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 6 - Diapositive

Voorzetsel: waar/wanneer iets gebeurt.
Voorbeeld: Ik loop over het gras.

Bij een voorzetselvoorwerp is  het voorzetsel betekenisloos.
Ik geloof  in Sinterklaas.
(geloven in = vaste combinatie) 












Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 7 - Diapositive

Betekenisloos voorzetsel herkennen:
1. Niet te vervangen door een vergelijkbaar voorzetsel.
Ik geloof / voor / bij/ buiten / naast in Sinterklaas.

2. Je kunt niet een extra woordje bij het voorzetsel
    denken.

Ik geloof binnen in Sinterklaas













Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 8 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp in een zin?
1. Kijk of een zinsdeel met een voorzetsel begint?
2. Check of het een vast, betekenisloos voorzetsel is bij het werkwoord:
  • Kun je het voorzetsel niet vervangen door een ander voorzetsel?
  • Kun je geen extra woordje bij het voorzetsel denken?

Zinsdeel dat begint met voorzetsel = voorzetselvoorwerp

















Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 9 - Diapositive

Dat nieuwe shirt past mooi bij je ogen.

1. Het zinsdeel bij je ogen begint met een voorzetsel.
2. Je kunt niet zeggen:
  • Past naast je ogen
  • Past vlak bij je ogen
Bij je ogen= voorzetselvoorwerp
LET OP: voorzetselvoorwerp kan samen met een lijdend voorwerp in een zin staan!!!























Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 10 - Diapositive


Opdracht 1 en 2 klassikaal bespreken






















Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag
Wat? Opdracht 4, 5a,b,c, d, e, h, j en  6 op blz. 109 van je oefenboek.
Hoe? Zelfstandig en stil.
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs.
Klaar?  Ga lezen in je leesboek!!

























Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk donderdag  17 oktober 3e uur
Maken: opdracht 4, 5a,b,c,d,e,h, j en 6
Lezen: de paragraaf op blz. 154-155 van je handboek























Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 13 - Diapositive

























Soort lijdend voorwerp + voorzetsel
Ik reken op je komst.

Slide 14 - Diapositive

Benoem uit de volgende zin de zinsdelen:
pv, ow, wg, lv, mv en bwb.

Ik heb gisteren mijn hond opgehaald bij de opvang.

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Wat is volgens jou een voorzetsel voorwerp?
Lees voor jezelf het groene stuk op blz. 28 en typ in LessonUp jouw omschrijving van een voorzetselvoorwerp.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp 
  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel. 
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel. 
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Slide 19 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel wat hoort bij het werkwoord noem je een voorzetselvoorwerp.

Ik reken op je komst.
'rekenen op' is een vaste combinatie
op je komst = voorzetselvoorwerp

Slide 20 - Diapositive

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?
Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
Ik waarschuwde
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 21 - Quiz

Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?
'Op de Olympische Spelen twijfelde Bolt nooit aan zijn winst op de 100 meter.'
A
aan zijn winst op de 100 meter
B
Op de Olympische Spelen
C
op de 100 meter
D
aan zijn winst

Slide 22 - Quiz

VV of BWB?
Je moet goed opletten bij het voorzetselvoorwerp.
Soms is het een bijwoordelijke bepaling.


BWB:
Kun je antwoord geven op waar of wanneer? BWB
Voorzetsel is letterlijk


VV:
Hoort het voorzetsel bij een vast werkwoord? VV?
Controleer of het voorzetsel figuurlijk wordt gebruikt en of het bij een voorwerp hoort. 

Slide 23 - Diapositive

1. Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik herinner hem aan de inleverdatum.
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Voorzetselvoorwerp

Slide 25 - Quiz

In welke zin staat een voorzetselvoorwerpszin?
A
Hoewel ze te laat waren, werd hun niet de toegang ontzegd.
B
Eindelijk is hij arts geworden, wat hij altijd al heeft willen zijn.
C
Ik kan niet geloven dat Jolien en Bas uit elkaar zijn.
D
Helaas hebben ze geen rekening gehouden met wat de site heeft gemeld.

Slide 26 - Quiz

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Hij is dol [op ijs]?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 28 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 29 - Quiz

'De medewerkers in de vergaderruimte, waterdrinkend door de warmte, luisteren naar hun afdelingshoofd.'

Welk zinsdeel is het voorzetselvoorwerp?
A
in de vergaderruimte
B
door de warmte
C
naar hun afdelingshoofd
D
de medewerkers in de vergaderruimte

Slide 30 - Quiz

Rico : In een zin kan zowel een voorzetselvoorwerp als een
bijwoordelijke bepaling staan.

Raya : Alle voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen
beginnen met een voorzetsel.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 31 - Quiz

Zelfstandig aan de slag - online

  • Ga online naar Nieuw Nederlands
  • Klik op Hoofdstuk 1
  • Klik op Grammatica zinsdelen, voorzetselvoorwerp
  • Maak opdracht 1, 2 en 4

Slide 32 - Diapositive

Huiswerk?
Maak online opdracht 1, 2 en 4 af
Denk aan je toets > maandag 7 oktober
Denk aan je boekopdracht > 21 oktober

Slide 33 - Diapositive