Voorzetselvoorwerp les 1 (14/03)

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boeken en leesboek op tafel
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boeken en leesboek op tafel

Slide 1 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- Verkennen
- Theorie 
- Oefenen
- Werken aan de opdracht 


Aan het einde van de les heb je geleerd hoe je het voorzetselvoorwerp in een zin beredeneert. 

Slide 3 - Diapositive

Verkennen

Slide 4 - Diapositive

Verkennen
Wat? Opdracht 2 en 4 op bladzijde 104
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 6 min
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek
timer
6:00

Slide 5 - Diapositive

Theorie 
Voorzetselvoorwerp

Slide 6 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Een zin kan een lijdend voorwerp bevatten, maar het hoeft niet.
Alleen in zinnen met een werkwoordelijk gezegde komt een lijdend voorwerp voor. 

Het lijdend voorwerp is het zinsdeel dat iets ondergaat (waarmee iets gebeurt).
  • Ik kam mijn haar.

Slide 7 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Zo vind je het lijdend voorwerp:
  1. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
  2. Stel de vraag Wie / Wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
  3. Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Ik heb hem mijn fiets geleend 
  1. heb geleend
  2. wie/wat heb ik geleend?
  3. mijn fiets = lijdend voorwerp

Slide 8 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Als een werkwoord twee voorwerpen heeft, kun je bij een van die voorwerpen vaak het voorzetsel aan bij denken of wegdenken. Dat is dan het meewerkend voorwerp.

In een normale zin is het meewerkend voorwerp het zinsdeel dat iets ontvangt. 

Slide 9 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Zo vind je het meewerkend voorwerp:
  1. Noteer onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
  2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Het antwoord (als die er is) is het meewerkend voorwerp.
  3. Controleer ten slotte of je aan (of voor) kunt weglaten of toevoegen.

Slide 10 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een voorwerp met een voorzetsel erbij. 

  • Je verlangt naar iemand/iets.
  • Je denkt aan iemand/iets.
  • Je houdt van iemand/iets 

  • Deze voorwerpen noem je een voorzetselvoorwerp


Slide 11 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Bij werkwoorden met een vzv heeft het voorzetsel geen eigen betekenis meer. 

  • 'Mijn zusje gelooft in Sinterklaas' -> Bij geloven in iets heeft het voorzetsel in niet meer zijn eigen betekenis. Het vormt een vaste combinatie met het werkwoord 

Slide 12 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Als het werkwoord een vast, betekenisloos voorzetsel heeft, dan krijgt de zin een voorzetselvoorwerp.

Een voorzetselvoorwerp kan samen met een lijdend voorwerp in een zin staan. 

  • Ze luistert naar haar favoriete muziek.

Slide 13 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp
Hoe herken je een vast, betekenisloos voorzetsel?
  1. Een vast voorzetsel kan je niet zomaar vervangen.
    Je kan niet zeggen: Ik luister tegen de muziek.
  2. Je kunt niet een extra woordje bij het voorzetsel denken. 
    Je kan niet zeggen: geloven binnen in Sinterklaas.

  • Bij een gewoon voorzetsel kan dit wel.
    Ik sta voor/binnen/in de winkel / 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Oefenen

Slide 16 - Diapositive

Oefenen
Ik vraag mijn vader graag om kledingadvies.
  • om kledingadvies 

Ik zoek naar het bankje.
  • naar het bankje 

De mat ligt daar voor de sier.
  • voor de sier 

Ik moest erg lang zoeken naar de bril van Anne-Marie .
  • naar de bril van Anne-Marie 


Slide 17 - Diapositive

Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 5, 9 en 10 op bladzijde 104-105
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les (het is huiswerk voor 21/03)
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk
timer
10:00

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
Voor volgende week donderdag 21 maart 2024 moet opdracht 5, 9 en 10 op bladzijde 104-105 af zijn.

Schrijf dit op in je plenda! 

Slide 19 - Diapositive