Klas 1 - Chapitre 3 - D

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui

Voca A et B

Répéter phrases-clés

Répéter avoir

Le verbe être

Les buts: 

- je kunt een gesprekje voeren over school

- je kunt het werkwoord être gebruiken

Réviser

Comment tu t'appelles?

Tu habites où?

Tu as quel âge?

Tu as des frères et soeurs?

Tu aimes les crêpes?

Tu es en quelle classe?

Tu as quelles matières le mercredi ?

Le français, c'est à quelle heure ?

Quelle heure est-il ?

Parler de l'école

avoir

ik heb

jullie hebben / u heeft

jij hebt

zij hebben (vrouwelijk)

zijn	être
ik ben	je suis
jij bent	tu es
hij / zij is wij zijn	il / elle est on est
wij zijn	nous sommes
jullie zijn / u bent	vous êtes
zij zijn	ils sont (mannelijk) elles sont (vrouwelijk)

Attention!

La prononciation:

ils sont     -->      je hoort een s

ils ont      -->      je hoort een z