Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Genenparen
Th 11: Erfelijkheid
Slide 1 - Diapositive
Deze les
Wat weet je nog?
Uitleg 11.2
Aan de slag met 11.2
Slide 2 - Diapositive
Doelstelling
Je moet kunnen omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekent
Je kunt een kruisingsschema maken met 1 bepaalde erfelijke eigenschap.
Slide 3 - Diapositive
Maar wat weet je nog....
Slide 4 - Diapositive
Iedere menselijke lichaamscel heeft ... chromosomen.
A
11
B
23
C
46
D
92
Slide 5 - Quiz
Is dit een jongen of een meisje?
A
Jongen
B
Meisje
Slide 6 - Quiz
Een menselijke zaadcel heeft:
A
22 paar lichaams chromosomen
B
22 lichaams chromosomen
C
Een X & een Y chromosoom
D
Een X of een Y chromosoom
Slide 7 - Quiz
Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype
Slide 8 - Quiz
11. 2
Slide 9 - Diapositive
Homozygoot
Hetzelfde
de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzlefde
Slide 10 - Diapositive
Hetrozygoot
Verschillend
de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend
Slide 11 - Diapositive
Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar
Recessief gen = Blond haar
Slide 12 - Diapositive
Welke haarkleur heeft deze persoon?
Slide 13 - Diapositive
DUS
Als er een dominant gen aanwezig is komt die tot uiting in het fenotype (uiterlijk)
Slide 14 - Diapositive
Hoe noteren we dit?
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa
Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Maak een printscreen of foto van je antwoord
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
Heterozygoot betekent dat het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 33 - Quiz
Als een persoon zowel het gen voor blauwe als het gen voor bruine oogkleur bezit, is deze persoon homozygoot voor de oogkleur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quiz
Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante gen tot uiting in het fenotype
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quiz
Een persoon bij wie een dominant gen tot uiting komt in het fenotype kan homozygoot zijn voor deze eigenschap
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quiz
Homozygoot
Hetzelfde
de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzlefde
Slide 37 - Diapositive
Hetrozygoot
Verschillend
de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend
Slide 38 - Diapositive
Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar
Recessief gen = Blond haar
Slide 39 - Diapositive
Welke haarkleur heeft deze persoon?
Slide 40 - Diapositive
DUS
Als er een dominant gen aanwezig is komt die tot uiting in het fenotype (uiterlijk)
Slide 41 - Diapositive
Hoe noteren we dit?
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa
Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden
Slide 42 - Diapositive
Oefening
De eigenschap rode bloemkleur is dominant (A)
De eigenschap witte bloemkleur is recessief (a)
Welk genotype kan een rode bloem hebben?
Welk genotype kan een witte bloem hebben?
Wat voor kleur heeft een bloem met het genotype Aa
Slide 43 - Diapositive
Slide 44 - Diapositive
Kruisingen
In een kruisingsschema worden de generaties aagevenen
P: Ouders
F1: De eerste generatie nakomelingen (kinderen)
F2: De tweede generatie nakomeningen (keinkinderen)
Slide 45 - Diapositive
Het opstellen van een kruisingsschema
Wat zijn de gegevens?
Welke genotypen kunnen ontstaan?
Wat zijn de genotypen van de ouders?
Wat kunnen de geslachtscellen voor gen bevatten?
Welke mogelijkheden zijn er voor het versmelten van een eicel en een spermacel
Slide 46 - Diapositive
Een kruising
Bij fruitvliegen is de eigenschap voor rode ogen dominant over dat van witte ogen. Een homozygote vlieg met rode ogen wordt gekruist met een vlieg met witte ogen. De nakomelingen (kinderen) worden onderlng gekruist zodat een F2 (kleinkinderen) ontstaat.