zelftest 4.1

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
➤Sleep het icoon van het tijdvak dat bij de 
Late Middeleeuwen hoort naar de juiste plek in de tijdlijn.
1 / 35
suivant
Slide 1: Question de remorquage
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
➤Sleep het icoon van het tijdvak dat bij de 
Late Middeleeuwen hoort naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 1 - Question de remorquage

➤ Sleep de onderdelen naar de juiste plek in het schema.
schepenbank
schout
raad
burgemeester
rakkers

Slide 2 - Question de remorquage


➤Ambacht of geen ambacht?

Handelaar
A
Ambacht
B
Geen ambacht

Slide 3 - Quiz


➤Een gilde was in de middeleeuwen een vereniging van mensen met hetzelfde beroep.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz


➤Wat was geen verbetering van de landbouw uit de Middeleeuwen?
A
Bemesting
B
Het halsjuk
C
Kunstmest
D
Drieslagstelsel

Slide 5 - Quiz


➤Welke bevolkingsgroep vond je in de middeleeuwen alleen in de steden?

A
De boeren
B
De burgerij
C
De adel
D
De geestelijken

Slide 6 - Quiz


➤De meeste mensen in de middeleeuwen waren analfabeet (ze konden niet lezen en schrijven)

A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz


➤Wie maakten de regels en wetten in de steden in de tijd van de Middeleeuwen?

A
rechters/advocaten
B
koning/koninginnen
C
schout/schepenen
D
burgemeesters

Slide 8 - Quiz


➤Wat is een gilde?

A
Een ambacht waarbij je opkomt voor iemands belang
B
Een munt in de middeleeuwen
C
Een gebouw waar een ambacht werd uitgeoefend
D
Een groep van mensen met het zelfde ambacht die voor elkaars belangen opkwamen

Slide 9 - Quiz


➤Waarom nam de bevolking aan het begin van de Late Middeleeuwen vooral toe?
A
Er was meer handel
B
Het was veiliger
C
Er kwamen betere dokters
D
Er was meer eten

Slide 10 - Quiz


➤Wat is een ambacht?
A
Een beroep waarbij goederen of waren met de hand worden gemaakt
B
Een beroep dat in de industrie een grote rol speel
C
Een getal dat werd gebruikt in de middeleeuwen
D
Een groot blok metaal waarop de smid zijn werktuigen aansloeg

Slide 11 - Quiz


➤Waarom konden aan het eind van de middeleeuwen steeds meer mensen overstappen van het beroep boer op het platteland naar een ander beroep in de stad?
A
Er hoefde niet zo veel te worden geoogst, omdat het aantal mensen afnam.
B
Er kwamen nieuwe uitvindingen in de landbouw.
C
Er kwamen steeds meer huizen in de stad.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 12 - Quiz


➤Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 13 - Quiz


➤Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz


Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

➤Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 15 - Quiz


➤Er stierven miljoenen mensen aan de pest. Waardoor maakte de pest zoveel slachtoffers? Kies het juiste antwoord.
A
De mensen dachten dat de pest een straf van God was. Daarom wilden ze de zieken niet helpen, want ze dachten dat God dan nog bozer zou worden.
B
Alleen arme mensen stierven aan de pest. Dat kon de rijke mensen weinig schelen en dus kregen de arme mensen geen hulp.
C
Men wist niet wat de oorzaak van de ziekte was. Daardoor kon er geen goede manier bedacht worden om de ziekte uit te roeien.

Slide 16 - Quiz


Gebruik de bron

Steden werden niet zomaar ergens gebouwd. Mensen die een stad gingen bouwen, zochten naar een goede plek. 
➤ Welke twee voorwaarden zie je terug in de tekst? Leg je antwoord uit.



Gebruik de bron 

Slide 17 - Question ouverte

Bij welke Hanze hoorden de Nederlandse steden
A
De Vlaamse Hanze
B
De Duitse Hanze
C
De Friese Hanze
D
De Nederlanden hadden geen Hanze steden.

Slide 18 - Quiz

In 1267 werd de Hanze opgericht. Wat is NIET WAAR over de Hanze?
A
De Hanze was een samenwerking tussen steden.
B
De Hanze leverde de kooplieden veel voordelen op, zoals afspraken over goedkopere prijzen.
C
Bij de Hanze waren veel gildes aangesloten die hun producten zo beter konden verkopen.
D
De IJssel was een rivier waaraan veel Hanze steden lagen.

Slide 19 - Quiz

In welke rij staan allemaal woorden die met de Late Middeleeuwen (1000-1500) hebben te maken?
A
Vikingen, stadsrechten, de Hanze en de Pest
B
stadsrechten, de Hanze, Karel de Grote en kruistochten
C
de Hanze, ridders, kruistochten en de Hanze
D
Stadsrechten, kruistochten, de Hanze en de Pest

Slide 20 - Quiz

Wat is de Hanze?
A
Samenwerking tussen handelssteden.
B
Een middeleeuwse stad
C
Samenwerking tussen heren.
D
Vaarroute

Slide 21 - Quiz

Van wie kreeg een stad stadsrechten?
A
Schepenen
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer

Slide 22 - Quiz

Vraag 6: Welk begrip hoort bij onderstaande bron.

A
stadsrechten
B
domein
C
herendiensten
D
handel

Slide 23 - Quiz

De gilden werden steeds machtiger: ze kregen steeds meer taken in de stad. Welke taken hadden ze allemaal?
A
De gilden werden lid van het stadsbestuur en verzorgden de rechtspraak
B
De gilden werden lid van het stadsbestuur en verdeelde de rijkdom
C
De gilden verzorgden de rechtspraak en zorgde voor de aanleg van wegen
D
De gilden verzorgden de rechtspraak en veroverden andere gebieden

Slide 24 - Quiz

Wat wordt met het plaatje hiernaast uitgelegd?
A
De gilden in Europa
B
Het Hanze-verbond
C
De schepenen van steden in Europa
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 25 - Quiz

Lees onderstaande vier zinnen over de gilden.

1. Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
2. Ambachtslieden werkten samen in gilden.
3. Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
4. Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.

Welke is of welke zijn juist?
A
1 en 2
B
Alleen 1
C
2 en 3
D
1 en 4

Slide 26 - Quiz

Waarom ontstonden er vanaf +- het jaar 1000 weer meer steden?
A
De uitvinding van het riool en het bouwen van stadsmuren
B
Ambachtslieden gingen zich organiseren in gilden
C
Verbeteringen in de landbouw en meer langeafstandshandel
D
Vorsten probeerden hun macht te vergroten

Slide 27 - Quiz

Wat is geen verklaring voor het ontstaan van voedseloverschotten in de Tijd van steden en staten?


A
Het gebruik van betere werktuigen, zoals de keerploeg.
B
Het gebruik van ossen als trekdier, in plaats van paarden.
C
De overgang van het tweeslagstelsel naar het drieslagstelsel.
D
Het ontginnen en inpolderen van nieuwe landbouwgebieden.

Slide 28 - Quiz

Wat was geen voordeel voor ambachtslieden die zich in de steden vestigden?




A
Zij woonden dicht in de buurt van hun belangrijkste opdrachtgevers en klanten.
B
Zij waren niet langer verplicht om tienden aan de Kerk te betalen en gratis werkzaamheden voor de edelen te verrichten.
C
Zij hoefden geen belasting te betalen.
D
Zij konden zich fulltime met hun ambacht bezighouden.

Slide 29 - Quiz

I In een Hanze zagen de deelnemende handelaren elkaar op de eerste plaats als collega’s en pas op de tweede plaats als concurrenten.
II De Hanze van Londen bestond uit Engelse handelaren die in Vlaanderen wol en graan kochten.

A
Beide zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
beide zijn onjuist

Slide 30 - Quiz

I Noord-Frankrijk ontwikkelde zich tot een knooppunt waar handelswaar, afkomstig uit verschillende landen, tijdens jaarmarkten van eigenaar wisselde.
II Interregionale handel over zee werd in de loop van de Tijd van steden en staten steeds belangrijker dan handel over land.


A
Beide zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
beide zijn onjuist

Slide 31 - Quiz

Drie fasen uit de handel over grote afstand in de Tijd van steden en staten:
1. De overzeese handel beperkte zich tot de oversteek van Vlaanderen naar Engeland.
2. Handelaren ondernamen overzeese handelsreizen tussen Noord-Italië en West-Europa.
3. Vlaamse handelaren wisselden op jaarmarkten in Noord-Frankrijk goederen uit met handelaren uit Noord-Italië.

Wat is de juiste chronologische volgorde?

A
1-2-3
B
3-2-1
C
1-3-2
D
2-3-1

Slide 32 - Quiz

Edelen gaven privileges aan dorpen, zodat die tot steden uitgroeiden. Deze privileges werden officieel in documenten vastgelegd: het stadsrecht. Later werden er soms nog aanvullende afspraken gemaakt, die in een ‘keur’ werden vastgelegd.
Wat is geen voorbeeld van een privilege dat in een keur of stadsrecht was vastgelegd?


A
Een verbod om nieuwe inwoners tot de stad toe te laten.
B
Het recht om stadsmuren om de stad te bouwen.
C
Vrijstelling van de verplichting om soldaten aan de edelman te moeten leveren.
D
Het recht om zelf de rechtspraak te mogen regelen.

Slide 33 - Quiz

Welke uitspraken zijn onjuist?


A
Om de economie te stimuleren stichtten graven en hertogen steden en legden ze horigen die daar gingen wonen extra belastingen op.
B
De graven en hertogen bleven gedurende vrijwel de gehele Middeleeuwen de stadsbestuurders kiezen.
C
De kansen die het leven in een stad bood, trok veel mensen van het platteland aan.
D
Binnen een stad konden andere regels gelden dan op het omringende platteland, waardoor een stedeling meer vrijheid kon hebben dan een inwoner van dit omringende platteland.

Slide 34 - Quiz

Welke zin over stadsbewoners is onjuist?




A
In een middeleeuwse stad behoorden de patriciërs tot de rijkste inwoners, omdat zij grond en huizen in de stad in bezit hadden.
B
De regel dat stadsbestuurders geen familie van elkaar mochten zijn, verslechterde de machtspositie van de patriciërs.
C
Tot het gemeen behoorde ook een deel van de handelaren.
D
Het gemeen kon op geen enkele manier de gang van zaken in een stad beïnvloeden.

Slide 35 - Quiz