Grammatica - Zinsdelen

Nederlands
1Y
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
1Y

Slide 1 - Diapositive

Planning
-Leerdoelen
- Herhaling: werkwoordsvormen
-Oefenen
- Uitleg: zinsdelen
- Oefenen
- Aan de slag
- Afronden

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
- Je weet welke vier werkwoordsvormen er zijn.

- Je weet hoe je de vier werkwoordsvormen kunt herkennen.

- Je weet hoe je een zin in zinsdelen verdeelt.

Slide 3 - Diapositive

Welke vier werkwoordsvormen zijn er?

Slide 4 - Question ouverte

Werkwoordsvormen
- persoonsvorm
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord
- infinitief

Slide 5 - Diapositive

Hoe kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 6 - Question ouverte

Persoonsvorm
- Tijdproef
Gisterenmiddag heb ik een aardig stuk gefietst.
Gisterenmiddag had ik een aardig stuk gefietst.


- Getalsproef
Gisterenmiddag hebben wij een stuk gefietst.


- Vraagzin
Heb ik gisterenmiddag een stuk gefietst?

Slide 7 - Diapositive

Met welke twee letters begint een voltooid deelwoord vaak?

Slide 8 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
- Begint vaak met het voorvoegsel ge-.
- Geeft aan dat een handeling al klaar/af is.

Het ontbijt is gemaakt.
Ik heb lekker geslapen.

Soms ook met andere voorvoegsel: be-, her-, ont-, ver-

Slide 9 - Diapositive

Wat is een kenmerk van een onvoltooid deelwoord? Je bent iets aan het doen terwijl ...

Slide 10 - Question ouverte

Onvoltooid deelwoord
- Je bent iets aan het doen terwijl je tegelijkertijd nog iets anders aan het doen bent.

Snikkend las zij de brief voor.

Te herkennen aan: infinitief + d

Slide 11 - Diapositive

Hoe noemen we het infinitief ook wel?
Het ...

Slide 12 - Question ouverte

Infinitief
- Ook wel het 'hele werkwoord'.
- Zoals in het woordenboek vermeld staat.
- Eindigt vaak op -en.
- Is gelijk aan de meervoudsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slapen, lopen, vinden.
Maar ook: doen, gaan, zijn.

Slide 13 - Diapositive

Welke werkwoordsvorm zoek je eerst?

Slide 14 - Question ouverte

Werkwoordsvormen benoemen
- Je zoekt eerst altijd de persoonsvorm.
 

- Is er maar één werkwoord in de zin, dan is dit sowieso de persoonsvorm.


- Zijn er meerdere werkwoorden in de zin, dan zoek je na de persoonsvorm pas de andere werkwoordsvormen.

Slide 15 - Diapositive

Zinsdelen
- Je kunt een zin verdelen in woorden en/of woordgroepen.

- Een zinsdeel heeft een eigen functie.


Vorige week heb ik onze grote kerstboom versierd.


- Welke woorden horen bij elkaar?

Slide 16 - Diapositive

Zinsdelen
Stap 1: Zoek de persoonsvorm(en) (d.m.v. de tijd- of getalsproef). Zet vervolgens een streep voor en na de persoonsvorm.

 
Vorige week |heb| ik onze grote kerstboom versierd.

Slide 17 - Diapositive

Zinsdelen
Stap 2: Je maakt gebruik van de verplaatsingsproef. --> Je kunt een zinsdeel voor de persoonsvorm plaatsen zonder dat de zin een andere betekenis krijgt.

Ik |heb| vorige week onze grote kerstboom versierd.
Onze | heb | ik vorige week grote kerstboom versierd.
Onze grote kerstboom |heb | ik vorige week versierd.

Slide 18 - Diapositive

Zinsdelen
Stap 3: Elk zinsdeel dat ik voor de persoonsvorm kan plaatsen krijgt een verticaal streepje voor en na het zinsdeel.

Vorige week | heb | ik | onze grote kerstboom | versierd.

Slide 19 - Diapositive