1kgt - les 4 Formuleren H5 + Lezen H5

Welkom
- Telefoon weg
- Jas weg
- Geen eten en drinken
- Leesboek op tafel
- Chromebook/Lesboek + papier + pen
timer
3:00
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom
- Telefoon weg
- Jas weg
- Geen eten en drinken
- Leesboek op tafel
- Chromebook/Lesboek + papier + pen
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Welkom

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
- Het bijvoeglijk naamwoord

- De betekenis van een (deel) woord herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Doelen
Lezen in een boek 

Formuleren
Je herkent verwijswoorden.

Lezen
Je kent het doel van de tekst.

Slide 4 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Taalverzorging H5
Verwijswoorden

doel: Je leert over verwijswoorden.

Slide 6 - Diapositive

Verwijswoorden
Start: Wat is er met deze zinnen aan de hand?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Verwijswoorden (H5)
Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

- Max is blij. Hij heeft zijn partijtje squash gewonnen.
- Waar kan ik het formulier inleveren? Ik heb het al ingevuld.
- Ik weet niet waarom Rob te laat is. Ik zal hem even bellen.
- Eva zou ook komen, maar ik heb haar niet gezien.
- De koks hebben een kluisje. Daar kunnen zij hun messen in bewaren.




Slide 9 - Diapositive

Verwijswoorden (H5)
Zo gebruik je verwijswoorden

Naar zelfstandige naamwoorden (zn) kun je verwijzen met:
- zn in het enkelvoud, mannelijk (m): hij, hem, zijn, deze, die
- zn in het enkelvoud, vrouwelijk (v): zij/ze, haar, deze, die
- zn in het enkelvoud, onzijdig (o): het, zijn, dit, dat
- zn in het meervoud: zij/ze, hun, deze, die

Weet je niet of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is? Kijk dan in een woordenboek of een (online) woordenlijst.




Maken:
1, 1a, 2, 3, 4, 4A
timer
20:00

Slide 10 - Diapositive

Lezen: Het doel van een tekst
De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken. 
Hij wil bijvoorbeeld iets aan de lezer uitleggen of hij wil dat de lezer iets doet.
 De tekst die hij schrijft, heeft dus een doel.
Als je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt, begrijp je sneller wat de schrijver wil.

Slide 11 - Diapositive

Het doel van een tekst (H5)
Informatie geven: krantenbericht, verslag

Iets leren/uitleggen: studietekst, recept, gebruiksaanwijzing

Mening geven: filmverslag

Amuseren(plezier): verhaal, strip
Maken: 5a, 8b
timer
20:00

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk
Boek meenemen
Maken: Spelling verwijswoorden opdracht 1, 1a, 2, 3, 4, 4a
Lezen H5 5a, 8b

Slide 13 - Diapositive